Fokwaarde indexen

door Gerard ter Schure en Hans Huiberts



Inleiding
De jaarlijkse statistieken van vaderpaarden proberen een indicatie te geven van de waarde van een vaderpaard voor de fokkerij. Het meest eenvoudige systeem is dan om te kijken naar de winsommen van de producten van een hengst en deze bij elkaar op te tellen. Doe dat voor elke hengst en je kunt ze vergelijken, zoals wij dat doen bij de vaderpaarden statistieken in dit blad. Of je zo een betrouwbaar beeld krijgt van de waarde van een hengst voor de fokkerij is nu de grote vraag. In Zweden en Frankrijk gebruikt men een fokwaarde-index, die gebaseerd is op een zogenaamde BLUP. We leggen uit hoe dit werkt, omdat onze fokkerij steeds internationaler wordt en we dekhengsten uit die landen mede hierop kunnen beoordelen.

Vaderpaardenstatistieken
Van grote invloed zijn de randvoorwaarden, die er aan het verzamelen van de gegevens worden gesteld, als men een statistiek of een index gaat opstellen. Wat telt mee en wat niet? Als een product geld verdient in het buitenland, telt dit dan mee ? In de meeste landen wel, maar bijvoorbeeld in Denemarken niet. En een buitenlands product dat geld verdient in Denemarken, telt daar wel mee in de lijst der vaderpaarden, in de meeste andere landen weer niet. Logischer is dat alle in een land geregistreerde fokproducten meetellen voor de statistiek, zoals dat in ons land gebeurt. Maar wat als deze uitgevoerd worden? Zij kunnen tot de beste van de wereld behoren, maar tellen niet meer mee voor de nationale statistieken en voor de waarde van het vaderpaard voor de fokkerij. 
We krijgen al wat meer inzicht als we ook kijken naar de verdiensten van de verschillende leeftijdsgroepen en seksen. Niet onbelangrijk is hoeveel producten de hengst had, hoeveel hebben de baan gehaald en hoeveel er daadwerkelijk geld hebben verdiend.  Eén of twee bijzonder goede producten kunnen een hengst bovenaan op deze lijst zetten, terwijl de rest van zijn producten een lage winsom heeft. En welke kansen kreeg de hengst om zich te bewijzen ? Een hengst met een droom afstamming en fabelachtige koerscarrière, krijgt meestal ook de allerbeste fokmerries aangeboden. Een hengst, die goede producten brengt bij mindere merries, is zeker zo waardevol. Hoe meet je dat?

Nederland
Durk Minkema berekende jarenlang de fokwaarde index voor ons land. Hierbij werd er rekening gehouden met allerlei factoren, zoals o.a.: de mate waarin de prestaties van dravers erfelijk bepaald zijn, de prestaties van de moeders van de nakomelingen, het jaar waarin de prestatie geleverd werd  etc. Die index baseerde hij dan op de wortel uit de winsom om zo te voorkomen dat een enkele uitschieter teveel invloed op het gemiddelde zou hebben. Daar voegde hij dan ook nog een betrouwbaarheids percentage aan toe. 100% betrouwbaarheid wordt benaderd als een vaderpaard over een lange periode heel veel nakomelingen heeft en wordt bereikt als alle producten van die hengst klaar zijn met hun koerscarrière. De index van een vaderpaard met weinig en/of jonge kinderen had dus een laag betrouwbaarheids-percentage. Bij die laatste kon er in de toekomst immers nog veel veranderen. Dan berekende hij het gemiddelde van alle Nederlandse dravers over een langere periode. Door nu dit gemiddelde af te trekken van de waarde die er voor de individuele hengst berekend was, hield je de afwijking over. Zo kon je direct zien of een hengst een positieve bijdrage leverde of niet.
In de jaren ’90 liet de toenmalige Stamboek secretaris van de NDR een nieuwe fokwaarde index ontwikkelen, waarbij met veel meer gegevens werd gewerkt. Elke koers-uitslag werd meegewogen. Het was gebaseerd op de BLUP index (zie hieronder). Er kwamen echter wel twijfels bij de fokkers, toen Heres een lagere index bleek te krijgen dan veel minder succesvolle hengsten. Het werd toen niet goed uitgelegd, maar is nu wel te verklaren aan de hand van de onderstaande uitleg over de BLUP. Bij latere bezuinigingsronden voor de NDR is zowel de Stamboek secretaris als de fokwaarde index wegbezuinigd. We hoeven dat laatste niet te betreuren want met onze kleine fokkerij en de vele internationaal opererende dekhengsten heeft een fokwaarde index voor ons land geen enkele zin.

BLUP
Dit staat voor Best Linear Unbiased Prediction (Beste Lineaire Onafhankelijke Voorspelling). Het getal zou een zo goed en objectief mogelijke voorspelling van de fokwaarde van een individu voor verbetering van het ras moeten geven. Het is dus een voorspelling als gevolg van een aantal gegevens en geen gemeten waarde. De methode komt uit de landbouw. Zij werd al in 1948 in Amerika ontwikkeld om vee en gewassen te verbeteren door te selecteren op erfelijke kenmerken. Tegenwoordig wordt de BLUP in veel landen bij rij-, spring- en dressuur-paardenfokkerijen gebruikt o.a. bij het IJslandse stamboek. Door de stamboek-organisatie wordt dan bepaald welke eigenschappen in de berekening moeten worden meegewogen en in welke mate. Bij een BLUP index voor dravers worden, naast de eigen prestaties van de betreffende draver ook de gegevens van de familie van de vader en de moeder betrokken, alsmede die van broers en zussen. Elk paard, of hij nou koerst of niet, heeft dus een BLUP-getal en dat getal zal steeds veranderen, als hijzelf of een van de familieleden een prestatie levert. Nadeel van de BLUP is dat er heel veel gegevens verzameld moeten worden. En ze moeten relevant zijn. Het fokken van een succesvolle draver is nu eenmaal iets complexer dan het kweken van een goede sojaboon, waarvoor deze index ooit werd bedacht. Bij een draver spelen meer kenmerken en factoren een rol. In Frankrijk wordt er ook onder de man gereden, over verschillende afstanden en ook voor oudere paarden is er veel geld te verdienen. Ruinen worden uitgesloten van klassiekers. Verschillende zaken laat men zwaarder meetellen, zoals winst in klassiekers. Men houdt zelfs rekening, voor een klein percentage, met b.v. de baan, de fokker, de trainer, de rijder en de eigenaar. Omdat er over een langere periode wordt gekeken, spelen ook zaken als inflatie en de dotering van koersen mee, die immers per jaar anders kunnen zijn. Al die feiten hebben invloed. Maar zijn ze ook allemaal erfelijk bepaald ? De baan van Vincennes is sinds de renovatie vele seconden sneller geworden en de daaruit voortvloeiende recordverbeteringen zijn geen gevolg van betere vaderpaarden. En wat te denken van de jockey-houding in het monté-genre? Uiteindelijk lijkt de index ook meer te vertellen over de gehele populatie en het koerswezen dan over het individu. Ondanks dit alles is de BLUP nog steeds een hele goede indicator, maar zeker niet heilig. In Frankrijk en in Zweden werkt men sinds de jaren 80 van de vorige eeuw met een BLUP index en men is daar heel tevreden over. Men ziet de indexen van de paarden door de jaren heen gestaag stijgen. Daar leest men dan uit dat het ras is verbeterd en dat de berekening klopt. In Noord Amerika is het nooit goed van de grond gekomen.

Frankrijk
In Frankrijk werd in de jaren 70 met de BLUP-berekening begonnen, met paarden, geboren na 1966. De verrichtingen van hun vaders en moeders en alle familie werden erbij betrokken. Dit werd de basis en die kreeg de waarde 0. Een BLUP hoger dan 0 wil dus zeggen dat het paard beter presteert dan een gemiddelde draver uit de jaren ‘70. In Frankrijk hoort bij de BLUP nog de CD (coefficient de determination). Dit is een getal tussen 0 en 1 en het geeft een indicatie van de hoeveelheid beschikbare informatie oftewel de betrouwbaarheid van de index. Een lage CD geeft aan dat de BLUP bepaald werd door weinig informatie van een ver familielid. De CD van een veulen wordt berekend door de CD van vader en moeder bij elkaar op te tellen en door 4 te delen. Gaat het paard later zelf geld verdienen, of zijn producten, zal zijn CD stijgen. In Tabel 1 staan bekende Franse dekhengsten met hun BLUP-waardes. We hebben enkele slecht fokkende hengsten als Esotico Star, Bon Conseil en Gobernador erbij gezet voor de vergelijking. Het lijkt erop dat een waarde van 30 tot 50 slecht tot middelmatig betekent. Tussen 50 en 60 presteren de hengsten goed en boven de 60 staan de uitblinkers. Daarbij moet goed worden gekeken naar de betrouwbaarheid (CD) van de waarde. Van de gevestigde hengsten (CD > 0,90) scoren Love You (+61) en Prodigious (+60) het hoogste. Ready Cash heeft nog maar weinig jaargangen in de baan, maar hij doet het geweldig. Zijn BLUP zal echter ongetwijfeld gaan zakken, want er komen nog veel producten bij en die zijn niet allemaal zo goed als hijzelf. Bij de jongere garde geeft de BLUP alleen aan wat de hengst zelf en zijn familie heeft gepresteerd, omdat ze nog geen startgerechtigde producten hebben. Ook daar zien we grote verschillen en Timoko scoort goed. Een interessante lijst.

BreedersSpec


Zweden
Als men een paard oproept via www.travsport.se dan staat er achter zijn naam achtereenvolgens de Avelsindex (= fokwaarde index volgens de BLUP, maar anders berekend dan in Frankrijk), een getal dat de betrouwbaarheid van de index aangeeft (ook anders dan in Frankrijk) en een Inavels coeff. (inteelt coëfficiënt). In tabel 2 hebben we een aantal vaderpaarden op een rijtje gezet in volgorde van geboortejaar. Te zien is dat de oudste een hele lage index hebben. Logisch, want de kilometertijden waren toen lang niet zo snel als nu. In 1976 bedroeg de gemiddelde index van alle Zweedse dravers 83, in 1986 was deze gestegen naar 90, in 1996 naar 100 en nu zit hij in de buurt van 110. Dit zien we terug in de tabel. Hengsten met latere jaargangen zijn hierbij in het voordeel, want het gaat steeds sneller en dat heeft maar voor een klein deel te maken met erfelijkheid. Toch zijn het interessante getallen en je moet eigenlijk hengsten vergelijken die gelijktijdig met hun dekcarrière zijn begonnen. De kampioenen Love You en Scarlett Knight zijn niet de koplopers met hun index. Varenne en Viking Kronos scoren net iets hoger. Ready Cash heeft nog niet zoveel Zweedse producten en zijn index is hoog, mede door zijn eigen hoge index. Toch lijkt de betrouwbaarheid met 0,93 groot te zijn, maar dat is dus niet zo. We hebben Noras Bean er ter vergelijking bij gezet, omdat hij nog geen producten in Zweden heeft, maar wel een mooie index, bij een betrouwbaarheid van 0,75. In de tabel zien we verder dat de “Franse” hengsten een lage inteelt coëfficiënt hebben.
In Zweden, gebruikt men naast de BLUP (Avels-index) en de lijst met de som van de verdiensten van producten (zie het gebruikelijke artikel in dit blad), sinds een paar jaar ook de getransformeerde verdiensten. De winsommen worden op een logaritmische schaal uitgezet. Dit lijkt een beetje op de wortel uit de winsommen van Durk Minkema. Van elk product wordt de getransformeerde winsom berekend. Vervolgens wordt de gemiddelde getransformeerde winsom per vaderpaard berekend. Het gemiddelde van alle vaderpaarden wordt dan op 100 gesteld en daarmee wordt de relatieve waarde per vaderpaard bepaald. Een hengst met de waardering 107 zit dus 7% boven het gemiddelde, eentje met 95 zit 5% onder het gemiddelde. Dit doet men dan voor een jaargang in een bepaald jaar, bijvoorbeeld de driejarigen van 2014. De onderlinge verschillen zijn procentueel veel kleiner geworden. Een enkele uitschieter zal er niet voor zorgen dat een hengst in Zweden hoog in de getransformeerde lijsten komt, hij moet vooral in de breedte goed scoren. Een nadeel hiervan kan zijn dat een hengst met veel gestarte maar niet erg uitblinkende producten, hoger scoort dan een hengst, die gemiddeld iets lager scoort maar wel in staat is om een aantal topcracks voort te brengen. Het is maar wat een fokker wil en daarvan moet hij zich bij het beoordelen van de statistieken en indexen goed bewust zijn.


BreedersSpec


Tenslotte
De gewone vaderpaarden statistieken zijn, in al hun eenvoud (en misschien wel daarom), nog steeds belangrijke indicatoren, maar de cijfers alleen vertellen nooit het hele verhaal. De indexen zijn ook interessante getallen en daar kan men zijn (voor)oordelen aan toetsen. Je moet wel weten hoe ze te interpreteren. Bij al deze getallen gaat het om gemiddelden, terwijl het in de fokkerij om juist individuen gaat. Het belangrijkste voor een fokker is fokwaarde van zijn fokmerrie(s) en de kunst is om daar de juiste dekhengst bij te kiezen. Dat dit niet altijd de kampioenhengst hoeft te zijn, kunnen we zien aan bijvoorbeeld Timoko.

Bronnen:
- Trot Info, Frans vakblad
- Anne Travernier, Application d’un BLUP modele animal aux gains des trotteurs Français en course.
- Frank Mitchell, Racehorse Breeding Theories
- Hakan Persson, Ny Hingstatistik
- Durk Minkema, toelichting fokwaarde index.
- Douwe Frerichs, De archeoloog van de drafsport (Breeders Special 2010). 


terug naar het Nieuws


© Copyright Fokkersvereniging