Gevaren die de fokkerij bedreigen

door René Knipscheer en Hans Huiberts
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de Breeders special 2006 van het blad "Draf&Rensport"

Fokkers zijn optimisten. Het laatste veulen is altijd het beste: "ik heb er nu één gefokt …….". Zij willen het beste met het beste kruisen en letten daarbij voornamelijk op winsommen en records, hetgeen logisch is, want daar gaat het in de drafsport om. De negatieve zaken worden dan wel eens verontachtzaamd. Toch dreigen er gevaren voor de fokkerij, waar we allemaal last van kunnen krijgen.

Teveel inteelt

Om dierenrassen te verbeteren wordt door fokkers gebruik gemaakt van inteelt op uitstekende individuen. Dit gaat vaak lange tijd goed, totdat er erfelijke afwijkingen ontstaan, doordat er te weinig genetische variatie is en men deze afwijkingen niet weg selecteert, omdat men het probleem ervan niet ziet of niet wil zien. Dat inzicht komt meestal als het te laat is. Een voorbeeld hiervan is het Friese paardenras, waarbij voornamelijk op type en kleur wordt geselecteerd. Gevolg hiervan is o.a. het gebrekkige uithoudingsvermogen. Door de kleine populatie, gecombineerd met sterke inteelt, is een te beperkte genenpool ontstaan en het is bovendien moeilijk om vreemd bloed te introduceren. Met een klein beetje wit is het al geen Fries meer.

In het Fokkerijnummer 2005 van de Hoefslag stond een interessant artikel over de inteeltproblemen bij de KWPN-tuigpaardenfokkerij. Ook daar een kleine populatie met veel inteelt. In 2003 dekten 34 goedgekeurde hengsten totaal 1458 fokmerries. Een tweetal hengsten (halfbroers) dekten samen 265 merries, d.w.z. 18 % van het totaal en er is al veel ingeteelt op hun bloed. Men zoekt nu naar nieuw bloed van andere rassen, maar van de initiatiefnemers worden kosten en geduld gevraagd, want de eerste generatie van zulke kruisingen heeft vaak niet de gewenste eigenschappen. De gevaren van teveel inteelt zijn erfelijke afwijkingen met als gevolg bijv. cornage, hersen- en beenafwijkingen, kruislamheid, niet ingedaalde testikels, onvruchtbaarheid, navel- en liesbreuken en lang aan de nageboorte blijven staan.


Zou dit een gevolg kunnen zijn van te grote inteelt?

In de draverfokkerij is men al twee eeuwen geleden met inteelt begonnen. Met de internationalisering van de fokkerij en de grote aantallen dravers in de wereld zijn de gevaren bij ons veel minder dan bijv. bij de Friezen en de tuigpaarden. Toch moeten wij ook letten op erfelijke afwijkingen en eigenlijk niet met de dragers fokken. Als we dan zien dat er toch stevig wordt gefokt met hengsten met OCD, bijna onvruchtbare hengsten en extreem kleine dieren, kunnen we ons toch zorgen maken. Een nadeel hierbij is dat er vanwege de Europese regels geen hengstenkeuringen meer plaats mogen vinden en dat "foute hengsten" hun afwijkingen op grote schaal kunnen verspreiden. Gevaren van teveel inteelt zijn er wel in de draverfokkerij in de USA, waar men een relatief kleine populatie met een beperkte genenpool heeft. Bovendien is daar het kruisen van neef en nicht of tante vooral de laatste decennia heel populair. De overkoepelende organisatie USTA maakt zich grote zorgen en er is al een onderzoek gestart. Als Europese fokkers moeten wij deze ontwikkelingen goed volgen en ervoor oppassen dat we de USA-problemen niet naar Europa halen. Als de Amerikanen verstandig zijn voeren ze veel Europees bloed in. In het verleden hebben daar al enkele halve Franse hengsten gedekt, zoals Kaisy Dream en nu Revenue. Laatstgenoemde dekte in 2004 170 merries. We zijn benieuwd naar hun resultaten.

OCD

In Nederland was enkele jaren geleden een team begonnen met een onderzoek naar OCD bij warmbloedpaarden (KWPN). Maar het eerste voorstel om metingen aan veulens te doen, als informatiebron voor selectie van hun vaders, ondervond enorm veel weerstand in het veld. Het stamboek wilde wel, maar de leden niet. Blijkbaar wilde men de waarheid niet weten. Men doet nu onderzoek bij jaarlingen met de bedoeling om een schatting te maken van de erfelijkheidsgraad. Ook in andere onderzoeken is al een zekere mate van erfelijkheid bewezen. Men denk hier soms in de drafsport heel gemakkelijk over. En dan worden voorbeelden gegeven van cracks die na een operatie miljoenen hebben gewonnen. Maar is dit wat we willen? Alle tweejarigen eerst op de operatietafel? Met alle kosten van dien? Fokkers hebben recht om te weten of dekhengsten OCD-vrij zijn en we vragen de hengstenhouders om hierover open kaart te spelen.

Doping

Dopingvrij koersen is niet alleen een must voor de deelnemers, wedders en paarden. Ook voor de fokkerij is het van belang dat men koerst met paarden zonder het gebruik van ongeoorloofde middelen. Zonder het gebruik van prestatiebevorderende of verdovende middelen krijgt men een objectiever c.q. eerlijker beeld van de talenten en mindere punten van toekomstige vaderpaarden en fokmerries. Door het gebruik van doping kan een vertekend beeld ontstaan.

De uitgebreide mogelijkheden voor medische behandelingen zal de ontwikkeling van de hardheid bij de harddraver wellicht ook geen goed doen. Immers paarden met beengebreken kunnen door medische behandelingen vaak langer doorkoersen en krijgen daarna wellicht de mogelijkheid om zich in de fokkerij te manifesteren. Aan de andere kant zijn medische behandelingen wellicht noodzakelijk om het paardenbestand op peil te houden.

De fokkerij is er in ieder geval bij gebaat dat dopinggebruik hard wordt aangepakt. Veelvuldig controle op doping lijkt preventief te werken en daar pleiten we dan ook voor. Verder circuleren er verhalen over jaarlingen, die in de maanden vóór de jaarlingenveilingen anabole steroïden krijgen toegediend, om zo meer "body" te krijgen en hogere prijzen op te brengen. Dit beschouwen we als oplichting en dus ongewenst. We zien het ervan komen dat de jaarlingen in de toekomst voorafgaand aan de veiling op doping worden gecontroleerd.

Harde aanpak van jonge dieren

Hoewel dikwijls het tegendeel wordt beweerd, zijn veel mensen ervan overtuigd dat het koersen met tweejarigen in veel gevallen de carrière bekort. Aan de andere kant is alleen maar in het weiland lopen voor de ontwikkeling ook niet goed. De jonge paarden moeten wel worden getraind, maar misschien liever niet in 1.15. In landen als Frankrijk en Zweden zie je veel oudere cracks, die lang doorgaan, iets dat wij hier missen. We zouden eens in die landen moeten kijken hoe de carrière-planning daar verloopt en hoe het koersprogramma daar is opgesteld. Ook wij willen toch wel eens een Gigant Neo fokken, die jaren achter elkaar in de Prix d'Amérque voorin meedoet, om maar een voorbeeld te noemen.

Van John Bootsman hoorden we dat er in Zweden nieuwe regels komen om te stimuleren dat tweejarigen wel getraind worden, maar nog niet hard aangepakt. Er komt een premie van Sek. 20.000 (ca. 2.200 Euro) voor een 2-jarige, die in een "premielopp"-koers een tijd toont tussen de 1.28 en 1.35 over 2100 m met draaistart. Dit moet gerealiseerd zijn tussen 1 maart en 31 oktober 2006. De draver moet minimaal 90 dagen in professionele training zijn. Te snel = geen geld, maar ook te langzaam = geen geld. Wil men met een tweejarige koersen dan dient het paard een kwalificatiekoers te lopen in 1.26 of sneller en dan ontvangt men geen premie.

Zo'n maatregel is goed voor de jonge paarden, zonder ze extreem te belasten. Het geeft bovendien een vroegtijdige indicatie over de fokwaarde van jonge dekhengsten. Als de sport in Nederland echt uit het dal komt, zou zo'n (kostbare) regeling ook hier aan te bevelen zijn.


© Copyright Fokkersvereniging 2006