Boven: Kortebaanwedstrijd te Medemblik in 1842.
Medemblik heeft niet de oudste kortebaanvereniging.
In Santpoort worden al meer dan 250 jaar kortebanen georganiseerd!
door Hans Huiberts (Voorzitter van de Vereniging van Fokkers van Draverspaarden)
datum: zomer 2013
Het cultuur-historisch belang van de Draf- en Rensport
Dit artikel gaat over het verschil tussen de draf- en rensport enerzijds en de andere hippische sporten anderzijds, de cultuurhistorische waarde van onze sport en de redenen waarom deze sport niet mag verdwijnen. Ook worden de aandachtspunten voor de toekomst aangestipt, bedoeld voor beleidmakers en bestuurders in onze sport. En ook voor alle liefhebbers, om de puntjes nog eens op de i te zetten, in een poging om onze sport en fokkerij populairder te maken. Want dat is hard nodig en zeker ook mogelijk. Een mooiere sport dan de draf- en rensport is er toch niet? Zeker voor paardenliefhebbers, en dat zijn er veel in Nederland.
Cultuurhistorische waarde
De drafsport is één van de oudste officiële sporten in ons land. In de 18-de eeuw waren de drie belangrijkste sporten het schaatsen, de zeilpartijen en de harddraverijen. Dit wordt uitvoerig in oude boeken beschreven. Het begon er in de Middeleeuwen mee dat een boer zijn buurman uitdaagde en met hem wedde dat hij met zijn snelle paard het eerste bij de kerk was. Later werden onderlinge wedstrijden georganiseerd door kasteleins en herbergiers. Ook plaatselijke bestuurders en soms zelfs het kerk- en armenbestuur zagen er een mogelijkheid in om extra volk naar het dorp te trekken. Honderden dorpen hadden hun jaarlijkse kortebaandraverij, gecombineerd met een jaarmarkt, feest en kermis. Vaak werd een zilveren zweep of servies uitgeloofd voor de winnaar. Oude bronnen vermelden dat er al in 1554 tijdens de beroemde jaarmarkt in Valkenburg (ZH) om een zilveren zweep werd gestreden. Het Koninklijk Huis loofde soms een Gouden Zweep uit en bekend is dat Stadhouder Willem V al in 1777 zo’n dure zweep ter beschikking stelde in Leeuwarden. De Koninklijke familie is lange tijd verbonden geweest met onze sport, niet in het minst door Prins Bernhard, die in de tweede helft van de vorige eeuw jaarlijks de Gouden Zweep uitreikte op één van onze drafbanen.
De traditie van de kortebanen, een afvalrace, waarbij telkens met twee paarden wordt gestreden over een stuk rechte weg van ca. 300 m, is altijd in stand gebleven. Nog steeds wordt in ons land “gekortebaand”, vooral Noord- en Zuid-Holland. In 2013 worden er wedstrijden georganiseerd in 32 dorpen en steden. De kortebaanvereniging van Santpoort bestaat in 2013 al 260 jaar en is daarmee één van de oudste verenigingen van ons land!
In eerste helft van de 19-de eeuw waaide vanuit Engeland de rensport over naar ons land. De adel ging wedstrijden met Engelse Volbloeds organiseren op een ronde renbaan, zodat met meer paarden tegelijk over langere afstanden kon worden geraced. Oogmerk van het koersen met geïmporteerde paarden was de verbetering van de inlandse paardenrassen, inclusief de leger- en politiepaarden. Vanaf 1844 werden in Nederland ook koersen met harddravers georganiseerd op de zogenaamde langebaan. Er kwamen steeds meer renbanen en de sport werd ongekend populair. Er konden weddenschappen worden afgesloten bij bookmakers en later op de officiële toto, hetgeen nodig was voor de exploitatie van de renbanen. In 1887 werd voor het eerst de totalisator op de Nederlandse banen geïntroduceerd. De inhouding was toen 12,5 % en dat geld werd voornamelijk gebruikt voor prijzengeld. Een vijfde deel ging naar het Fonds ter bevordering van de Paardenfokkerij. De sport en fokkerij maakten in die jaren een fantastische ontwikkeling door en er werden steeds meer draf- en renbanen geopend en uitstekende harddravers geïmporteerd. Langzamerhand tekenden zich echter donkere wolken af voor de sport. Het koersen op zondag en het wedden op paarden werden door confessionele partijen in een kwaad daglicht geplaatst. In bepaalde gemeentes werden de koersen op zon- en feestdagen verboden, zoals in Bloemendaal, waar de prachtige, 10 jaar oude renbaan Woestduin binnen een jaar na het verbod moest worden gesloten omdat deze niet meer was te exploiteren. In 1909 wisten de confessionele partijen in de Tweede Kamer met 36 tegen 34 stemmen een toto-verbod te bewerkstelligen via de “Zedelijkheidswet”, om zo een einde te maken aan “de zedeloosheid van het wedden op paarden op zondagen". Halverwege 1911 werden op Duindigt de laatste weddenschappen afgesloten. Daarmee werd in één klap de Nederlandse draf- en rensport vernietigd. Het aantal meetings daalde van 83 in 1910 naar 4 in 1913 en 1914. Renbanen werden gesloten, fokkers en eigenaren stopten ermee, professionals zochten hun heil in het buitenland en veel goede paarden verdwenen over de grens. Alleen de illegale bookmakerij hield stand op de plaatsen waar af en toe nog een meeting werd gehouden. Dankzij de kortebaanwedstrijden in de verschillende dorpen bleef er nog iets van de sport over.
Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hief de Duitse bezetter het totalisatorverbod op en werden er meer koersmeetings georganiseerd. Vanwege het oorlogsgeweld werden de koersen vanaf september 1944 geheel stilgelegd. Op 16 juni 1945 werd er voor het eerst weer gekoerst, met totalisator, want die is na de capitulatie van de Duitsers blijvend toegestaan.
Na de oorlog kwam de sport en fokkerij weer goed op gang om in de jaren 70 en 80 een hoogtepunt te bereiken. Daarna kreeg de toto veel concurrentie van andere wedmogelijkheden zoals de voetbaltoto en de casino’s. De hoop is nu gevestigd op internationalisering van sport, fokkerij en toto.
De draf- en rensport is trots op zijn historie, hetgeen tot uiting komt in een groot aantal boeken en artikelen, die worden bewaard in het zeer uitgebreide NDR-Archief met bijbehorend Nationaal Draf- en Rensport-Museum op Duindigt. De historie wordt naar buiten gebracht met de nieuwe media via de website www.archiefndr.nl.
De ultieme Paardensport
In de ruitersport en de mensport is de berijd(st)er de hoofddeelnemer en het paard het vervoermiddel. Dit is vergelijkbaar met de autoraces, waarbij de coureur rijdt met een bepaald merk race-auto. Anky van Grunsven is al driemaal Olympisch Kampioen geworden, tweemaal met Bonfire en éénmaal met Salinero. Met andere paarden zou zij in principe misschien nog wel enkele malen een Olympische medaille kunnen winnen. De Nederlandse hengst Totilas zette de naam van Edward Gal op de kaart en zou na zijn verkoop voor Duitse successen gaan zorgen. Zo gaat dat in de dressuur- en ook in de springsport. Bij deze sporten wint de man of vrouw en wordt het paard soms tussen haakjes vermeld. Bij de mensport zijn de namen van de paarden niet eens bekend.
Alleen in de draf- en renport gaat dat precies andersom. Hier wint het paard en staat de rijder tussen haakjes. Quicksilver S won viermaal de Gouden Zweep, éénmaal met Jan Wagenaar junior en driemaal met senior, maar dit laatste weet niemand meer. Een harddraver of renpaard kan vele malen Nederlands Kampioen worden met evenzoveel rijders. Alleen het paard telt, de rijders zijn verwisselbaar. Bij gelijkwaardige paarden kan een goede trainer of rijder nog wel eens de doorslag geven, maar met een echt toppaard kan bijna elke rijder winnen. Het paard staat bij ons op een voetstuk. De toppaarden zijn de helden, waar boeken over worden geschreven, films en documentaires over worden gemaakt, standbeelden voor worden opgericht, postzegels aan worden gewijd, Hall of Fame-borden voor worden opgehangen. Daarom is de draf- en rensport de ultieme paardensport en mogen de andere hippische sporten eigenlijk niet zo worden genoemd.
Ik weet zeker dat veel paardenliefhebbers hier gevoelig voor zijn en we zouden hier meer bekendheid aan moeten geven. Onze paarden zijn top-atleten, die met een snelheid van bijna 60 km/uur over de renbaan kunnen snellen. Zij verdienen het om meer in de belangstelling te komen, in navolging van Quicksilver S, Hairos II, Yellowa en Action Skoatter.
Teamwork
Rond elk paard in onze sport bevindt zich een kring van mensen, die belang hebben bij de prestaties van het paard: de fokker, de eigenaar, de trainer, de rijder, de verzorger, de voedingsdeskundige, de toeleverancier, de dierenarts, de hoefsmid, de fans en de wedders, die op het paard hebben gewed. Als het paard wint is de hele groep blij. De fokker is de enige vaste persoon in dit team, de andere kunnen wijzigen, maar toch is er altijd zo’n groep rond het paard, ieder met zijn eigen inbreng en belang. Dit geeft meteen het belang aan van onze sport. Veel mensen en organisaties zijn ermee bezig, beroepsmatig of als hobbyist. Belangengroepen hebben zich in verenigingen georganiseerd. Ook hierin wijkt onze sport af van de andere hippische sporten.
Fokkerij
Zoals gezegd is de fokker onlosmakelijk verbonden met zijn fokproducten. In de meeste landen ontvangt een fokker een percentage van de door zijn fokproducten gewonnen prijzen. In Nederland bedraagt de fokpremie 10 % en in enkele koersen zelfs 20 %. Zodoende is elke koers ook een wedstrijd tussen fokkers, die natuurlijk gelijke kansen moeten hebben. In tegenstelling tot bij andere Stamboeken, geldt daarom in onze fokkerij het buitensluiten van andere rassen en een beperking op embryo-transplantatie. Ook voor andere aspecten gelden bij ons stringentere regels, die nodig zijn om topatleten te kunnen fokken. Door de fokpremie is een fokker belanghebbende in alle races waarin zijn fokproducten lopen en hij wordt steevast in het programma vermeld, ook al heeft hij het paard al als jaarling verkocht. Dat maakt het fokken van een harddraver of Volbloed nou zo leuk, de voortdurende betrokkenheid. Daarvoor zijn natuurlijk wel investeringen nodig in een fokmerrie, het dek- en veulengeld en de verzorging van moeder en kind. Dat de Nederlandse fokkers durven te investeren in duur fokmateriaal en tot de beste van Europa behoren, blijkt uit de vele internationale successen. Helaas krijgen de fokkers daar (nog) niet de revenuen van, want de fokpremies worden in alle landen alleen aan fokkers van inlandse paarden uitgekeerd.
Klassieke koersen
De koersen zijn de toetssteen voor de fokkerij. Hierin komt tot uiting of het fokdoel is bereikt. Er zijn bepaalde jaarlijks terugkerende koersen, zoals de Derby voor 3-jarige paarden, die gelden als het ultieme doel van een fokker. Zulke koersen worden Klassieke Koersen genoemd. Het hoge prijzengeld voor dergelijke wedstrijden wordt bijeen gebracht door fokkers en eigenaren in periodieke inlegrondes, die al beginnen als het veulen nog geen jaar oud is. Het woord Klassiek betekent tevens dat er aan de formule van zo’n koers niet kan worden gesleuteld. Met een dekking van zijn fokmerrie in 2013 streeft een fokker ernaar om in 2017 een Derby-overwinning te kunnen vieren. Hij moet erop kunnen rekenen dat de formule van deze koers dan nog hetzelfde is. Continuïteit is dus van groot belang voor de fokkerij.
Internationalisatie
In eigen land is er het meeste prijzengeld te verdienen voor jonge paarden t/m 4 jaar. Daarna zijn er de Nederlandse Kampioenschappen en de Gouden Zweep, maar voor de echte grote prijzen moeten de paarden de grens over. Vooral in Frankrijk en Zweden is het prijzengeld hoog en onze paarden doen op internationaal topniveau mee. Om dit te continueren moet de basis in Nederland goed blijven en moeten fokkers hun producten kunnen afzetten tegen redelijke prijzen.
Drafbanen
Er zijn 4 professionele drafbanen in Alkmaar, Groningen, Wassenaar en Wolvega. Deze spreiding moet blijven bestaan vanwege de regionale achterban en de aanzuiging van nieuw publiek uit de omgeving. Toch is onze sport landelijk. De topkoersen zijn over de 4 banen verspreid en de trainers reizen met hun paarden naar alle drafbanen.
Daarnaast zijn er de kortebanen en de grasbanen, waar éénmaal per jaar een meeting plaatsvindt. Ook zij hebben een belangrijke functie in onze sport, maar ook in de dorpsgemeenschappen. Zonder de vier professionele banen gaat de sport verloren en daarmee ook het “alternatieve circuit”.
In de accommodaties van de professionele drafbanen is vooral de laatste jaren veel geld gestoken. Om deze banen rendabel te maken moet nu veel energie worden gestoken in alle aspecten van onze sport en fokkerij. Dat moet resulteren in een verhoging van het prijzengeld en van het aantal fokkers, eigenaren, fokproducten, koerspaarden, bezoekers en wedders. En vooral een beter toto-contract.
Wedden op het juiste paard
Het wedden op de paardenraces is onlosmakelijk met onze sport verbonden. Zo is het ooit begonnen en zo werkt het nog steeds, in de hele wereld. Niet alleen zijn de weddenschappen noodzakelijk voor de instandhouding van de sport en fokkerij, ook voor de beleving van de sport is het een must. Met het afsluiten van een weddenschap wordt de wedder een beetje mede-eigenaar van het paard. Als het paard wint, krijgt hij een uitbetaling die afhankelijk is van zijn inzet. Dat maakt het kijken naar de koersen extra spannend en daar genieten heel veel mensen van. Met een afdracht uit de weddenschappen wordt het prijzengeld gegenereerd. Bij de huidige toto-omzetten in Nederland is de sport en fokkerij gedoemd om te verdwijnen. Daarom is het van het grootste belang om de toto een impuls te geven en zoveel mogelijk te internationaliseren. Er moet gewoon meer omzet en meer afdracht komen.
Conclusie
De draf- en rensport is een uniek, maar tevens complex fenomeen. Er zijn veel partijen bij betrokken. Voor wat betreft kwaliteit en potentie is onze sport en fokkerij van internationaal niveau. Alleen de kwantiteit is in Nederland onvoldoende. Vooral de publiciteit, het koersbezoek en de toto-omzetten zakken weg. Daar moet als eerste iets aan worden gedaan. Dan volgt de rest vanzelf.
Opm.: Het economisch belang van de draf- en rensport staat beschreven in een ander artikel
© Copyright Fokkersvereniging