De eerste de beste?

door René Knipscheer (Bestuurslid van de Fokkersvereniging en (samen met zijn vader) fokker van de Renka-paarden)

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de Breeders special 2007 van het blad "Draf&Rensport"

"Eerste de Beste" was de naam van een in 1987 geboren draver. Deze ruin van Torpedo Fortuna behaalde een record van 1.18.7 en een winsom van omgerekend € 2.655. Hij bleek in de praktijk niet alleen de eerste maar uiteindelijk ook beste nakomeling van moeder Wilma H. Wij gaan kijken of deze stelling overeind blijft. Ik doe dat naar aanleiding van interessante discussies met andere bestuursleden van de Fokkersvereniging. Afgesproken is dat ik een kleinschalig onderzoek zou doen of de stelling juist is dat de eerste nakomeling van een fokmerrie vaak de beste is.
Kort gezegd: is de eerste wel de beste?

Probleemstelling

De ene drafliefhebber beweert dat het eerste veulen van een fokmerrie altijd de beste is, de andere houdt het juist op het tweede veulen en weer anderen beweren dat het allemaal niets uitmaakt en dat zoveel andere factoren bepalen welk veulen uiteindelijk het beste wordt. Om iets nuttigs te kunnen zeggen over bovenstaande moet men een groot aantal fokmerries bekijken waarna men conclusies kan trekken. Uiteindelijk zijn in een database de winnaars van een aantal grote koersen in Nederland en in het buitenland ingevoerd. In Nederland zijn de winnaars van de Produktendraverij (2-jarigen), Derby (3-jarigen) en Gouden Zweep (oudere paarden) vanaf 1980 ingevoerd. Van de buitenlandse koersen zijn ook vanaf 1980 de winnaars van de Zweedse jaargang klassiekers (open afdelingen) ingevoerd, te weten de Uppfödningsloppet (2-jarigen), het Kriterium (3-jarigen) en de Derby (4-jarigen). Zweden is genomen vanwege de gemakkelijk toegankelijke data en grotendeels vergelijkbaar koerssysteem. Daarnaast zijn ook de winnaars van de twee toonaangevende Europese koersen, de Elitloppet en de Prix d'Amérique, ingevoerd over de afgelopen 25 jaar. De winnaars van voornoemde koersen mag men toch als toppers beschouwen, die zijn in dit onderzoek onder de loep genomen.

Welke informatie hebben we verzameld? Per topper is allereerst ingevoerd hoeveel veulens zijn of haar moeder vóór hem/haar bracht. Daarnaast is ook de leeftijd van de moeder bij geboorte van het desbetreffende veulen ingevoerd, een eventueel record van de moeder en tevens in welke maand het veulen is geboren. Met deze extra gegevens kunnen uit de database wellicht ook nog opzienbarende conclusies worden getrokken over de maand van geboorte, leeftijd van moeder en hoeveel recordloze merries een topper op de wereld zetten. Van een aantal toppers konden bepaalde feiten niet achterhaald worden en deze worden dan ook niet meegenomen in de database en de statistieken.

Nederland

Uiteindelijk zijn van de drie beschouwde Nederlandse klassiekers de laatste 27 winnaars ingevoerd, van 1980 tot en met 2006. Dit betekent niet dat er uiteindelijk ook totaal 81 toppers in de database zijn ingevoerd. Uiteindelijk bestaat de database uit 71 toppers omdat een aantal meerdere onderdelen wist te winnen. Zo zijn er vijf paarden die zowel de Productendraverij alsook de Derby wonnen, dit zijn: White Shadow, Elionora Oldeson, John F Boko, Kelsea Boko en Until The End. Daarnaast wonnen Yellowa (3x), Ulaan (2x) en Hinde Buitenzorg (2x) meerdere malen de Gouden Zweep. Uno Hazelaar presteerde het om zowel als 2-jarige de Productendraverij te winnen als op oudere leeftijd ook nog de Gouden Zweep.

Als wij eerst alleen de Nederlandse toppers bekijken dan kan men al een voorzichtige conclusie trekken. In onderstaande tabel staan de uitslagen naar percentage hoeveelste veulen de topper was. Het blijkt dat in de ingevoerde groep het merendeel als tweede veulen van de moeder werd geboren. Dus men kan niet zeggen dat het eerste veulen het beste was, althans de kans hierop is niet het grootst. Het blijkt dat het tweede veulen de meeste kans heeft om de topper te worden. Voor degene die zich afvragen welke topper als achtste veulen van de moeder werd geboren, dit betreft Gouden Zweep winnaar Robin Buitenzorg (de jongere broer van Jojo Buitenzorg, Jojo werd overigens als tweede veulen geboren, echter niet meegenomen in dit onderzoek omdat hij geen van de drie gekozen klassiekers wist te winnen in of na 1980). De ingevoerde groep met Nederlandse toppers is te klein om meer algemene conclusies te trekken.

 
 Nederland
 Totale groep
 Elitemerries
1e veulen
15
21,10%
29
17,20%
5
9,80%
2e veulen
24
33,80%
47
27,80%
9
17,60%
3e veulen
8
11,30%
27
16,00%
6
11,80%
4e veulen
7
9,90%
21
12,40%
7
13,70%
5e veulen
5
7,00%
17
10,10%
6
11,80%
6e veulen
7
9,90%
14
8,30%
6
11,80%
7e veulen
4
5,60%
6
3,60%
2
3,90%
8e veulen
1
1,40%
2
1,20%
4
7,80%
overige
0
0,00%
6
3,60%
6
11,80%
totaal
71
100,00%
169
100,00%
51
100,00%
Bron: eigen onderzoek. Aantallen en percentages van ingevoerde toppers met vermelding hoeveelste veulen van moeder

Totale groep

De in eerste instantie ingevoerde groep toppers bestaat uiteindelijk uit 169 toppers. Ook voor de buitenlandse koersen zijn winnaars van meerdere grote koersen maar één keer ingevoerd. Het betreft onder andere de meervoudig Elitelopp-winnaars Copiad, Mack Lobell, Ideal de Gazeau en Varenne waarbij de twee laatstgenoemden ook nog één of meerdere malen de Prix d'Amérique wonnen. Ook de toppers Conny Nobell, From Above en Remington Crown zijn maar één keer ingevoerd terwijl zij drie grote Zweedse koersen wonnen: Kriterium, Derby en Elitloppet. En niet te vergeten de dappere Ina Scot die naast het Kriterium en de Derby ook de Prix d'Amérique wist te winnen.

De uitslagen van de totale groep toppers (Nederland plus buitenland) is ook opgenomen in bijgevoegde tabel en bevestigt hetgeen ook naar voren kwam uit de Nederlandse groep toppers. De kans dat het eerste veulen het beste veulen van de moeder wordt, is kleiner dan bij het tweede veulen. De stelling dat het eerste veulen meestal het beste paard wordt is dus niet juist, dit kan uit het onderzoek worden gesteld. Meer conclusies trekken over het derde of vierde veulen van een moeder is heel gevaarlijk. Dan moet eerst bekeken worden hoeveel veulens een fokmerrie gemiddeld ter wereld brengt, hier is binnen dit onderzoek niet naar gekeken. Uit de tabel blijkt dat het percentage toppers na het tweede veulen afneemt maar dit is wellicht voornamelijk te wijten aan het feit dat lang niet alle fokmerries de kans krijgen om meerdere veulens te brengen.
Wie nu na bestudering van de tabel denkt dat men beter na twee of drie veulens met de fokmerrie kan stoppen, trekt de verkeerde conclusie. Ook tegenwoordig worden toppers geboren welke het tiende of latere veulen van de moeder zijn. Uit de volledige lijst zijn er drie toppers welke al meer dan 10 oudere broers of zussen hadden alvorens zij ter wereld kwamen. Luxury Ås 1.11.8a / 3.748.680 SEK, winnaar van de Zweedse Uppfödningsloppet 2002 was het elfde veulen van de moeder. In 2003 winnaar van het Zweeds Kriterium, Nolte 1.12.4a / 3.489.822 SEK, was het twaalfde veulen van de moeder. Omega Topline 1.12.7a / 1.239.475 SEK, winnaar van de Uppfödningsloppet 2000, was maar liefst het veertiende veulen van de moeder. Niet behorend tot de groep ingevoerde paarden maar wel een leuk voorbeeld dat een 13e veulen nog uit kan groeien tot een crack is Armbro Goal 1.11.2 / $ 1.442.022. Eén van Europa's beste 4-jarigen van dit moment, Russel November was het achtste veulen van zijn moeder. En de laatste twee Derbywinnaars van België zijn twee volle zussen: de 11e en 12e nakomeling van hun moeder.

Elitemerries

Enigszins geschrokken van de resultaten - waarbij de indruk zou kunnen ontstaan dat je na het derde veulen van de fokmerrie beter kan stoppen met fokken - zijn uiteindelijk ook nog de Nederlandse Elitemerries in de database ingevoerd. Daarbij hebben we ook het aantal veulens ingevoerd. Het betreft 51 fokmerries, die sowieso minimaal zeven (!) en zelfs gemiddeld dertien veulens hebben gebracht, waardoor een eerlijker beeld ontstaat over tenminste de eerste zeven veulens. Voordeel van het kijken naar de Elitemerries is ook dat alleen de betere fokmerries meegenomen worden, minder goede fokmerries met één toevalstreffer doen hier dus niet mee. De gegevens zijn van de website van de Nederlandse Vereniging Fokkers van Draverspaarden waarbij buitenlandse nakomelingen van de merries niet zijn opgenomen, zie www.dutchtrotters.nl.
Ook uit deze informatie blijkt dat ook hier de grootste kans bestaat dat het tweede veulen de beste is van de moeder. Opgemerkt dient wel te worden dat de onderlinge verschillen tussen de eerste zes veulens minimaal zijn. Omdat alle elitemerries minimaal zeven veulens hebben gebracht zijn de uitgangspunten hier gelijk. Er blijkt bijvoorbeeld dat de kans of het derde of het zesde veulen het beste veulen van een fokmerrie wordt gelijk is.
Ook is voor de elitemerries gekeken naar de gemiddelde winsom van alle fokmerries per nummer nakomeling van een fokmerrie. Dan wordt ook rekening gehouden met het feit hoeveel veulens er in de groep nog zijn (bijvoorbeeld bij het tiende veulen). Alleen die merries worden dan meegenomen in het gemiddelde van de tiende nakomelingen. Aangezien de groep van beschikbare elitemerries nogal klein is kunnen enkele nakomelingen met relatief veel winsom het gemiddelde sterk beïnvloeden, de standaarddeviatie is dan ook erg groot.
Als men naar de resultaten kijkt dan blijkt dat bij de elitemerries het vierde veulen gemiddeld de hoogste winsom heeft, vervolgens het twee veulen gevolgd door het achtste veulen. De twaalfde en verdere nakomelingen hebben een aanzienlijke lagere gemiddelde winsom, dit kan betekenen dat een merrie uiteindelijk toch minder goede nakomelingen brengt. Al moet worden opgemerkt dat natuurlijk de uitzonderingen de regel bevestigen, zoals ook al eerder met voorbeelden is aangegeven.

Tabel 2. Gemiddelde winsom per nakomeling van de elitemerries onder vermelding
van aantal elitemerries per nummer nakomeling (aantal loopt geleidelijk af)

  gemid. aantal
nummer veulen winsom in € merries
1e nakomeling 21.019 51
2e nakomeling 31.499 51
3e nakomeling 26.233 51
4e nakomeling 34.272 51
5e nakomeling 25.428 51
6e nakomeling 24.151 51
7e nakomeling 17.868 51
8e nakomeling 27.105 50
9e nakomeling 12.708 48
10e nakomeling 11.896 46
11e nakomeling 14.922 36
12e nakomeling 6.713 35
13e nakomeling 8.329 25
14e nakomeling 5.379 17
15e nakomeling 4.355 10
16e nakomeling 1.494 8
17e nakomeling 712 4
18e nakomeling 3.279 2

Conclusie

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dus dat het eerste veulen niet per definitie het beste veulen van de moeder wordt, voor het tweede veulen bestaat hier meer kans op. Hoe kan men dit verklaren? Zelf heb ik geen medische of veterinaire achtergrond maar door met (veterinaire) specialisten erover te praten plus mijn eigen ervaringen in combinatie met gezond verstand, durf ik hieronder een paar mogelijke verklaringen te noemen.
Verklaringen waarom het eerste veulen niet dezelfde kans lijkt te hebben om uit te groeien tot een topper ten opzichte van het tweede veulen.

- Het eerste veulen van een fokmerrie wordt vaak klein(er) geboren, de baarmoeder moet nog oprekken, groter worden en dit geeft het veulen minder ruimte voor ontwikkeling waardoor hij of zij relatief klein wordt geboren. Vervolgens wellicht in combinatie met het feit dat de moeder met het eerst veulen vaak niet direct raad weet hoe snel te laten drinken kan er de eerste periode misschien een achterstand in de ontwikkeling worden opgelopen welke maar moeilijk wordt ingehaald gedurende de eerste levensjaren.
- Een ander belangrijk punt, misschien nog wel belangrijker dan voornoemde, is de invloed van de koerscarrière op de aanstaande moeder. Vele merries worden kort na de koerscarrière gedekt en moeten wellicht dit lichamelijk nog verwerken, dit heeft invloed op onder meer de conditie van de moeder, aanmaak van hormonen etc. Het eerste veulen ondervindt hiervan wellicht nog de nadelige gevolgen van tijdens de groei.
- Dit is ook de belangrijkste reden waarom ze in Amerika vaak hele goede volbloed fokmerries het eerste jaar aansluitend op de rencarrière gust laten. De aanstaande moeder kan dan als voormalig topsporter eerst de rencarrière lichamelijk goed verwerken alvorens zij wordt gedekt en haar lichaam (en energie) aan haar veulen kan wijden.
- Uit de besproken resultaten kan men niet herleiden dat het tweede veulen gemiddeld ook meer kans geeft op een topper dan bijvoorbeeld een derde, vierde of vijfde veulen. In de ingevoerde groep toppers is namelijk niet gekeken naar het aantal veulens welke de desbetreffende moeders hebben gebracht. Een deel van fokmerries fokt niet meer dan drie veulens en in sommige gevallen zijn de laatste veulens zijn nog niet op koersgerechtigde leeftijd.
- Daarnaast blijkt uit het overzicht van gemiddelde winsommen bij de elitemerries dat de verschillen minimaal zijn tussen de verschillende nakomelingen, ook de 1e nakomeling heeft een goed gemiddelde. Pas bij de 12e nakomeling van de elitemerries loopt de gemiddelde winsom sterk terug.
- Per definitie zijn hengsten gemiddeld sneller dan merries, dus wanneer een fokmerrie bijvoorbeeld eerst drie merries brengt en vervolgens twee hengsten dan is per definitie de kans groter dat het 4e en 5e veulen de beste nakomeling van de moeder wordt.
- Daarnaast is het ook per fokmerrie (individu) verschillend. Sommige merries blijven "eeuwig" jong, blijven gezond en actief en geven ook op oudere leeftijd nog ruim voldoende melk. Bij deze fokmerries zal de kans op een topper bij het eerste of vijftiende veulen wellicht even groot zijn.
- Tot slotte, degene die concluderen dat je dus beter niet het eerste veulen van een fokmerrie kunt hebben: paarden als Kesaco Phedo 1.09, Yellowa 1.13.2, Revenue 1.09.4, Passing Renka 1.11.9 en Queen L 1.12.8 zijn goede voorbeelden om als eerste veulen van een moeder uit te groeien tot een topper!


Eigen ervaringen

De laatste 10 jaren fokken wij bij de Renka Farm op kleine schaal, dat wil zeggen, gemiddeld 3 á 4 veulens per jaar. Als wij onze eigen vier fokmerries bekijken, die nu meerdere producten van koersgerechtigde leeftijd bereikt hebben, dan is vooralsnog in de meeste gevallen de eerste nakomeling de beste geweest. De merrie waar wij nu het langst mee fokken is Too Fast. Zij bracht als eerste veulen Passing Renka 1.11.9a met een huidige winsom van € 355.379. Zijn twee jongere broertjes bleken inmiddels ook talentvol en plaatsten zich beiden in de Derby. Speeding Renka toonde 15.2 en verdiende € 38.000 terwijl Very Fast Renka een record heeft van 1.16.7 en een winsom van € 32.575. En toch is Passing nog steeds als eerste nakomeling van Too Fast tevens de beste. We hopen natuurlijk dat Very Fast hem gaat overtreffen. Vervolgens gingen wij fokken met Vienna Dalimo. Zij bracht als eerste veulen Rudolf Renka 1.17.1a, als tweede veulen de bekende Stig H Renka 1.15.8a, een verdienstelijk koerspaard maar vooralsnog niet beter dan Vienna's derde veulen, seriewinnaar Timeless Renka 1.15.6a. Haar vierde veulen Uxer Lb Renka 1.15.9a, tevens seriewinnaar, koerst nu in Zweden maar is vooralsnog niet de beste en snelste nakomeling van Vienna Dalimo, dat is nog steeds haar derde veulen. Weer een jaar later gingen wij fokken met Sara Queen. Haar eerste veulen is nog steeds haar beste veulen, het betreft Speedy Renka 1.13.1a die nu in Noorwegen koerst en al NOK 602.219 heeft verdiend. Haar twee veulen, Titus Renka 1.13.6a / € 44.981 is ook talentvol maar vooralsnog minder goed dan het eerste veulen van Sara Queen. Het jaar daarop fokten wij samen met Flevofarm met de Duitse fokmerrie Le Mirage. Ook haar eerste veulen General CC 1.16.0a / € 13.561 is vooralsnog haar beste nakomeling, al kan haar tweede veulen Chanou 1.15.8a / € 9.320 wellicht haar oudere broer niet alleen qua record maar ook nog qua totale winsom voorbij streven. Resumerend kunnen we uit onze eigen ervaringen de stelling van ons onderzoek niet zozeer bevestigen. De tweede nakomeling van een fokmerrie is bij Renka niet beter dan het eerste veulen (alle keren een hengst) van een fokmerrie. Er spelen echter zoveel (andere) factoren mee die bepalen of een paard uiteindelijk goed presteert, zoals keuze van vaderpaard (wel of niet bewezen), geduld en vakmanschap van de eigenaar en trainer, goede jeugd c.q. periode van opfok gehad zonder veel tegenslagen ziekten en blessures.


Afsluitend

Als men alle voornoemde resultaten in ogenschouw neemt dan kan men stellen dat het eerste veulen van een fokmerrie zeker niet per definitie de beste is. Je kan hier alleen stellen dat de kans dat het tweede veulen de beste nakomeling van een fokmerrie wordt het grootst is, en een iets grotere kans ten opzichte van het eerste veulen, al zijn de verschillen minimaal. In een vervolgonderzoek zal ook het gemiddeld aantal veulens meegenomen moeten worden op meer te kunnen zeggen over de uitkomsten. Daarnaast is het aantal in ogenschouw genomen fokmerries nog te klein om harde uitspraken te doen over de onderzochte stelling maar dit kan een begin zijn om een uitgebreider onderzoek hieromtrent te starten. In ieder geval hoeft niemand te stoppen met fokken want het blijkt ook dat een fokmerrie te allen tijde een goed of beter veulen kan brengen dat de voorgaande veulen(s). Al met al nog genoeg redenen om als fokker te blijven fokken en te streven om reeds behaalde successen of fokdoelen te overtreffen, succes! En dit onderzoek is niet meer dan onze poging om te begrijpen waar duizenden fokkers wereldwijd dagelijks de hersens over kraken….


Overige invloeden / aspecten:

Uit de ingevoerde gegevens van de totale groep toppers (169 paarden) zijn ook nog conclusies te trekken over invloed van geboortemaand, leeftijd fokmerrie en al dan niet een fokmerrie met record. Deze resultaten doen echter niet ter zake binnen dit onderzoek en daarom vermelden we hieronder alleen kort de resultaten in hoofdlijnen.

Geboortemaand
Om de invloed van de maand van geboorte nog vollediger te bepalen zijn uiteindelijk ook nog extra toppers ingevoerd, de Hambletonian-winnaars vanaf 1980 zijn met geboortemaand nog toegevoegd aan de database (28 paarden extra toegevoegd). Daarnaast is bepaald hoeveel paarden (in percentages) verdeeld over de maanden (januari t/m augustus) in Nederland (!) zijn geboren, anders is vergelijken heel moeilijk. Na analyse en berekening van de gegevens blijkt dat de kans voor paarden die in de eerste drie maanden van het jaar zijn geboren iets groter is dan in de overige maanden, het verschil is enkele procenten. Kort samenvattend en gelet op het beperkt aantal ingevoerde toppers kan men concluderen dat de geboorte maand van ondergeschikte invloed is.

Leeftijd fokmerrie
Om de invloed van de leeftijd van de fokmerrie vast te stellen moeten er nog meer zaken in ogenschouw genomen c.q. ingevoerd worden. Zo op het eerste gezicht blijkt uit de gegevens dat de leeftijd van een fokmerrie weinig invloed heeft op het al dan niet ter wereld brengen van een latere topper. Van de ingevoerde toppers had ruim 30% een moeder welke tijdens de geboorte al 12 jaar of ouder was. Een mooi voorbeeld is de Franse crack Bellino II, meervoudig winnaar van de Prix d'Amerique en Prix de Cornulier, hij werd in februari 1967 geboren toen zijn moeder al 22 jaar oud was.

Record fokmerrie
Van de eerder beschreven ingevoerde Nederlandse toppers heeft circa 85% een moeder met record. Voor de ingevoerde buitenlandse toppers geldt een soortgelijk percentage. Mocht u een recordloze fokmerrie hebben, dan niet getreurd. Vijf van de laatste vijftien winnaars van de Prix d'Amérique hadden een moeder zonder record, te weten Queen L, Ina Scot, Coktail Jet, Dryade des Bois en Kesaco Phedo…..

Hans Huiberts schreef in de Breeders Special 2021 een vervolgartikel over hetzelfde onderwerp:
Click hier


© Copyright Fokkersvereniging 2007