door Hans Huiberts
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de Breeders special 2004 van
het blad "Draf&Rensport"
Theoretici beweren dat de invloed van vader- en moederpaard genetisch gezien
50/50 is. De practici zeggen dat misschien wel 75 % of meer komt van de moeder.
Wie heeft er gelijk? Ik behoor tot de practici en ben jaren geleden al op zoek
gegaan naar verklaringen. Ik heb in dit artikel enkele mogelijke aanwijzingen
op een rijtje gezet, zonder hiervoor echte harde bewijzen te kunnen vinden in
de vakliteratuur. Voor bewijzen moeten de wetenschappers zorgen, maar het lijkt
erop dat die nog niet zover zijn. Of het nog niet met elkaar eens. De genetica
ontwikkelt zich echter zeer snel en hopelijk krijgen we binnenkort wel het echte
bewijs voor onze eeuwenoude vermoedens.
Allereerst wil ik iets vertellen over mijn inspiratiebron Frankrijk en de zomerbelevenissen
van 2004. Omdat mijn vrouw en ik meestal in de vakantie naar steeds andere,
ons onbekende streken op zoek gaan, kwamen we vorig jaar terecht in de "Charente-Maritime",
een gebied rond Rochefort, ruim 100 km boven Bordeaux. Ik had mezelf wat "huiswerk"
meegegeven: erfelijkheid bij paarden en de kruising van rassen en ik kwam uit
Frankrijk terug met een boek over Poitou-ezels. In onze draverfokkerij worden
soms ook ezels gefokt. Tenminste, dat is wat je hoort als je over een stalterrein
van onze vaderlandse drafbanen loopt. Maar zulke ezels hebben niet mijn interesse.
Die van Poitou wel en ik zal u vertellen waarom. De Poitou-ezels worden gebruikt
voor de muildierenfokkerij en daaruit kunnen we misschien wat opsteken voor
onze eigen fokkerij.
Charente-Maritime is een aangenaam vakantiegebied met mooie stranden op het
eiland Ile d'Oléron, met leuke oude vissersdorpjes en land-inwaarts moerasgebieden
vol muskusratten en ooievaars. Kortom, voor elk wat wils. En bovendien niet
te heet, door de wind van zee. Bij een bezoek aan het mooie stadje Saintes kwamen
we erachter dat zich aan de rand van die stad ook een Staatsstoeterij bevond.
Ik wist dit echt niet en we hebben ons er later in die week natuurlijk aan de
poort gemeld voor een rondleiding. Het is hier wat kleinschaliger en minder
goed onderhouden dan in de Normandische en Bretonse zusterbedrijven. Er staan
40 dekhengsten, het merendeel Frans rijpaard en koudbloeds. Verder enkele Connemara-ponies,
Arabische Volbloeds en één Engels Volbloed.
Deze streek is geen echt dravergebied zoals Normandië, alhoewel zich ook
hier meerdere draf- en renbanen bevinden, waarop enkele malen per jaar wordt
gekoerst. Het aantal draverfokkers in de omgeving is af te meten aan het aantal
en de kwaliteit van de draverdekhengsten op de regionale staatsstoeterij. Op
het Haras in Saintes staan er slechts twee: Dandy Chouan 1.14 (v. Quadrophénio)
en Capital 1.12 (v. Passionant), niet te verwarren met de betere Capitole. Eerstgenoemde
won slechts 4 koersen, maar wel ruim 2 miljoen francs en Capital won 11 koersen,
waaronder in 1994 het Greyhound-Rennen, en ruim 3 miljoen francs.
Er staat ook een Poitou-ezelhengst en daar ging eigenlijk mijn meeste interesse
naar uit. Het is een ras van grote zwaar- en zwart-behaarde ezels, die niet,
zoals gebruikelijk met ezels, worden gebruikt als trek- of lastdier, maar enkel
voor de muildierenfokkerij. De reuzen-ezelhengsten hebben soms een schofthoogte
van wel 1,60 m en een langharige vacht met lange slierten. Poitou is de streek
naast Charente en daar komt dus de naam van de ezels vandaan. Uit dezelfde streek
komt ook het Franse koudbloed-paardenras "Trait Poitevain", voornamelijk
afstammend van Nederlandse, Deense en Noorse zware trekpaarden, die in de 17e
eeuw door Nederlanders werden gebruikt bij de drooglegging van de moerassen
in deze streek. Kruising van merries van dit ras met Poitou-ezelhengsten gaf
de beste muildieren ter wereld, die nog steeds worden gefokt. In het verleden
gebruikte het Franse leger tienduizenden van deze dieren, maar ze werden ook
veelvuldig in de landbouw gebruikt en naar het buitenland verkocht. Het dekken
van de hengstige merries door de Poitou-ezelhengsten gebeurde altijd in een
schemerige schuur, omdat de beide rassen elkaar in het licht waarschijnlijk
niet zo aantrekkelijk vinden. Het is tegennatuurlijk, maar het lukt wel, ondanks
het feit dat paard en ezel een verschillend aantal chromosoomparen (resp. 32
en 31) hebben. De producten van deze kruisingen, de muildieren, zijn onvruchtbaar,
dus Poitou-ezelinnen worden gebruikt om weer nieuwe ezelhengsten voort te brengen
voor de muildierenfokkerij.
Een Poitou ezelhengst.
Met de kruising van paarden en ezels werd al ver voor het begin van onze jaartelling
begonnen.
Er zijn twee varianten mogelijk: een kruising paard-hengst x ezelin met als
product een muil-ezel en een kruising ezel-hengst x paardmerrie met als product
een muildier. Alleen de laatstgenoemde kruising wordt toegepast, omdat dit het
beste resultaat geeft: een groot, sterk, hard gebruiksdier, dat het beste van
beide rassen in zich verenigt en in sommige opzichten zelfs beter is. Het is
sterker, zwaarder en groter dan een ezel en kan dus zwaardere lasten dragen
en trekken. Tegelijk is het muildier soberder, taaier en harder dan een paard,
met kleinere harde hoeven, en het houdt het langer vol over slechte paden.
De vraag dringt zich op waarom de omgekeerde kruising niet zo goed is. De muil-ezel
is kleiner en heeft minder kracht en minder werkvermogen dan het muildier. Wat
mij opviel was dat men in Frankrijk de mannelijke muil-ezel een Bardot noemt,
hetgeen in mijn ogen toch een ander licht werpt op Brigitte, maar dat terzijde.
Het lijkt erop dat bij kruisingen van ezels en paarden de extremiteiten (oren,
neus, staart en hoeven) meer van de vader komen en de kracht en de grootte van
de moeder. De Encyclopedie van het Paard zegt hierover: "Het muildier heeft
een paardelichaam op ezelbenen en lijkt van voren op een ezel en van achteren
op een paard. De muil-ezel daarentegen lijkt in zijn extremiteiten op het paard
en heeft doorgaans een ezel-achtig lichaam."
Muil-ezels en muildieren verschillen dus niet alleen in grootte, maar ook in
type, kracht en werkvermogen en dat is voor mij al een bewijs dat het in de
genetica niet om 50/50 gaat. Er spelen zaken mee als dominantie van bepaalde
eigenschappen, en nog veel meer, zoals verderop in dit artikel zal blijken.
Een muildier: vader een Poitou-ezel, moeder een trekpaard Trait Poitevain.
Kunnen we hieruit een parallel trekken met de kruising van Franse en Amerikaanse
dravers? Als het gaat om de grootte en kracht, dan zeker wel. Persoonlijk zou
ik bijv. liever een product hebben van Valley Victory (schofthoogte 1.51 m)
en Fan Idole (1.70 m) dan van Jag de Bellouet (1.68 m) en Continental Victory
(1.52 m).
Het is een bekend fokkerij-principe om met uitstekende vaderdieren een ras te
verbeteren. En dat geldt niet alleen voor paarden. Trouwens, ook in de natuur
krijgt de sterkste hengst de meeste merries. Het prototype van de Amerikaanse
draver is beter gebouwd, sneller en fokzuiverder dan de zuivere Franse draver.
Goede Franse merries hebben de kracht, de grootte en het uithoudingsvermogen.
Daarom heeft de kruising Amerikaanse hengst op Franse merrie de voorkeur. Resultaten
uit het verleden zijn hier juist een garantie voor de toekomst. Het Franse draverras
is steeds verbeterd met Amerikaanse hengsten. De pure Franse vaderlijnen raken
meer en meer op de achtergrond.
Coktail Jet (Frans x Amerikaans) lijkt in dit opzicht verkeerd om gefokt. Hij
is echter een bijzonder geval en je mag hem natuurlijk geen Franse hengst noemen;
hij voert meer dan 50 % Amerikaans bloed en komt uit een uitstekende Amerikaanse
moederlijn, waaruit ook Elma en Abano As voortkomen. Zijn vader Quouky Williams
mag dan Frans heten, maar hij stamt af van de Amerikaan Sam Williams en er staat
ook nog een keer The Great McKinney in zijn pedigree.
Coktail Jet: verkeerd om gefokt?
Het beste lijkt mij om gebruik te maken van reeds bewezen kruisingen van Amerikaanse hengsten en Franse merries, waarvan er al een groot aantal voorhanden is. Of beter nog, kruisingen van dergelijke kruisingen.
In tegenstelling tot de Franse vaderlijnen doen de Franse moederlijnen het
uitstekend, kijk maar naar onze eigen Tourterelle en Kreutzer (Kees Verkerk,
Manza Buitenzorg). Maar ook in Frankrijk zie je bepaalde merries overal in pedigrees
opduiken: Sa Bourbonnaise, Roquépine, Uranie, Ua Uka, Arlette III, Gélinotte,
Nesmile, Tahitienne, etc. Folkert van der Veen heeft dit al eens in een lezing
gesignaleerd. In de pedigree van Coktail Jet's vader staan: Ua Uka, Sa Boubonnaise,
Arlette III en Uranie. Is dat toeval? En waren Speedy Crown en Super Bowl fenomenen
in de fokkerij dankzij hun vader, met wie zij totaal geen gelijkenis vertoonden,
of misschien vooral dankzij hun moeder?
De Arabisch Volbloed-fokkerij is gebaseerd op de 5 merries van Mohammed. Ook
in de fokkerij van dravers en volbloeds wordt de oorsprong van de moederlijn
bijgehouden. Heeft het wel zin om zover terug te kijken?
Allemaal vragen. Zou er een verklaring kunnen zijn? We duiken maar eens in de
theorie.
Een leerzame website is www.erfelijkheid.nl. Deze gaat over mensen, maar de
algemene beschrijving over erfelijkheid geldt natuurlijk ook voor paarden. Een
individu bestaat uit miljarden cellen, die allemaal hetzelfde erfelijke materiaal
bevatten. De mens heeft 23 paren chromosomen in zijn cellen als erfelijkheidsdragers,
het paard 32 paren en de Poitou-ezel 31. Chromosomen zijn minuscule dunne spiraaltjes
van de chemische stof DNA, waarop zich duizenden knoopjes bevinden van dezelfde
stof: de genen. Elke cel bevat wel meer dan 100.000 genen, die de volledige
erfelijkheid van het individu omvatten. De omgeving en de buur-cellen bepalen
welke genen actief worden en of een groepje cellen uitgroeit tot bijv. de maagwand,
een spier of een oor.
De chromosoom-paren zijn verschillend van vorm en lengte. Na cel-deling in de
voortplantings-organen bevatten de zaad- en eicellen van het paard 32 enkele
chromosomen. Bij de bevruchting passen deze precies op elkaar en worden nieuwe
paren gevormd. Bij het groeien van het embryo verdubbelen zich eerst de chromosomen
in een cel, waarna de cel zich splitst en elke cel dus weer 32 chromosoomparen
bevat met precies dezelfde samenstelling. De groei gaat steeds sneller, want
na de eerste splitsing zijn er 2 cellen, vervolgens 4, 8, 16, 32, etc. De eigenschappen
van het nieuwe wezen worden bepaald door de combinatie van de bij elkaar behorende
genen, die zich op de chromosoomparen bevinden en waarvan de ene van de vader
en de andere van de moeder komt. Sommige genen of combinaties zijn dominant,
andere juist recessief of neutraal.
Eén van de chromosoomparen in de cellen bevat de twee geslachts-chromosomen,
die zo worden genoemd omdat ze het geslacht van het individu bepalen. Bij de
productie van zaadcellen krijgt de helft van alle cellen een zgn. X- en de andere
helft een Y-chromosoom mee. Eicellen bevatten altijd een X-chromosoom. Door
de combinatie wordt het geslacht bepaald: de man heeft de XY-combinatie en de
vrouw XX. Het mannelijke dier krijgt zijn X-chromosoom altijd van zijn moeder
en het Y-chromosoom van zijn vader, die het van zijn vader kreeg, etc. Alle
Amerikaanse gefokte hengsten en de meeste Franse hebben dus Y-chromosomen, die
kopiën zijn van die van hun gemeenschappelijke voorvader Hambletonian 10.
Wij kunnen dit zo langzamerhand wel het H-chromosoom gaan noemen. Onderweg van
toen naar nu kunnen hier en daar wel mutaties (beschadigingen of veranderingen)
zijn opgetreden bijv. verminderde vruchtbaarheid in bepaalde takken of een andere
hormoonwerking.
Merries hebben de XX-combinatie en krijgen van beide ouders een X-chromosoom,
één van de moeder en de andere van de moeder van de vader. Als
het waar is dat de erfelijke invloed van moeders groter is dan van vaders, zoals
wij vermoeden, dan moeten we het hier zoeken. Het is dus van belang om te weten
welke eigenschappen er op deze chromosomen zitten. Het 525 bladzijden dikke
boek "The Genetics of the Horse" (uit 2000) is een samenvatting van
honderden onderzoeken, die er op het gebied van erfelijkheid bij paarden zijn
gedaan. Ik heb hierin geen duidelijke antwoorden op mijn vragen gevonden. Ook
niet in het dunnere "Horse Genetics" (uit 1996). Wel op de reeds genoemde
website. Erfelijkheids-onderzoek bij mensen is waarschijnlijk verder gevorderd
dan bij dieren, vanwege het noodzakelijke onderzoek naar erfelijk bepaalde ziektes
bij mensen. Bovendien worden goede websites up-to-date gehouden en boeken niet.
Het Y-chromosoom is klein en bevat weinig meer dan de mannelijke geslachtskenmerken.
Het veel grotere X-chromosoom bevat veel meer eigenschappen en is van levensbelang.
In de paardencel is de X- de op één na de grootste chromosoom.
Als door een foutieve gang van zaken de bevruchte cel geen X-chromosoom bevat
en alleen een Y-chromosoom, is deze begin-cel niet levensvatbaar. Andersom,
met alleen één X-chromosoom (dus zonder Y) gaat het wel goed en
dan onstaat een vrouwelijk wezen. Er zitten heel belangrijke eigenschappen op
dit chromosoom en defecten kunnen afwijkingen of ziekten als hemofilie (bloederziekte)
veroorzaken. Omdat vrouwen twee X-chromosomen hebben, compenseert het goede
X-chromosoom voor het defecte. Mannen hebben echter maar één X-chromosoom
en krijgen de ziekte als ze een defect X-chromosoom van hun moeder hebben gekregen.
Koningin Victoria was draagster van genoemde bloederziekte, maar zij leed er
zelf niet aan. Eén van haar vier zoons kreeg wel hemofilie en ook haar
achterkleinzoon, de Russische kroonprins Alexis, die het defect via zijn moederlijn
had gekregen.
Het X-chromosoom lijkt het geheim van onze vermoedens te bevatten. Als er ziektes
door kunnen ontstaan, dan moeten er ook positieve kanten aan zitten. We zoeken
verder!
Een zeer interessant populair wetenschappelijk boek over erfelijkheid bij dravers
en renpaarden is "The X-factor" van de Amerikaanse onderzoekster Maria
Haun. Hierin wordt aangenomen dat op het X-chromosoom genen liggen, die de grootte
van het hart bepalen. Het begon met de ontdekking in 1989 dat het hart van het
Australische wonderpaard Phar Lap 14 pond woog, ruim twee keer zoveel als dat
van een normaal paard. Enkele jaren later schatte een onderzoeker het gewicht
van het hart van de beroemde Secretariat op 22 pond! Van een levend paard kun
je zijn hart niet wegen, wel kan de zgn. hart-score worden gemeten en ook deze
heeft een verband met de prestaties op de baan. Aangezien er ook bij mensen
en greyhounds al onderzoek op dit terrein was gedaan, ging men op zoek naar
bepaalde moederlijnen, waarin deze erfelijke eigenschap zou kunnen voorkomen.
Deze zijn gevonden en verder onderzoek is nog gaande. In dit boek worden, naast
tientallen Engelse Volbloeds, ook enkele draverpedigrees behandeld. O.a. Star's
Pride wordt genoemd als drager van de eigenschap op zijn X-chromosoom en de
stambomen van de draagsters Flory Messenger, Continental Victory en Peace Corps
staan in dit boek. Als voorbeeld tonen we de pedigree van de hengst Mill Reef,
die een hart van 17 pond had, twee keer zoveel als gemiddeld bij renpaarden.
Zwartgedrukt zijn de lijnen waarlangs de eigenschap bij Mill Reef terecht kan
zijn gekomen. Zijn vader speelt hierbij dus geen rol. Wel de vader van zijn
moeder, via diens moeder. Men beweert dat de eigenschap afkomstig is van een
aantal bijzondere voor-ouders. Wie weet de merries van Mohammed?
Boven: Pedigree van Mill Reef.
We moeten ons wel blijven realiseren dat er naast de geslachts-chromosomen nog
31 andere paren in de cellen van het paard zitten. Aan een koerspaard met een
groot hart, maar met korte benen, slappe pezen en een slecht karakter heb je
niets. Net zomin als aan een Ferrari-motor in een Fiatje 500. Maar omgekeerd,
aan een ideaal gebouwd dier met een klein hartje heb je ook niets! Een topper
moet van alles het beste hebben en hierbij speelt het X-chromosoom blijkbaar
een belangrijke rol.
Wetenschappers geven aan dat in de cellen van een merrie willekeurig één
van beide X-chromosomen in-actief wordt. Dat maakt de herkenning van de X-factor
er niet eenvoudiger op. Merries kunnen dus wel draagster en doorgeeftser zijn,
zonder dat ze zonder dat ze zelf grote prestaties hebben geleverd. Voor hengsten
gaat dit in-actief worden niet op omdat ze maar één X-chromosoom
hebben.
(Op deze website staat nog een ander artikel, dat volledig aan de X-factor is
gewijd).
Nogmaals, de zoons van een dekhengst krijgen het Y-chromosoom van hun vader, zijn dochters het X-chromosoom. Er zijn hengsten, die vooral opvallen door hun goede dochters en dat zou veroorzaakt kunnen worden door bijzondere eigenschappen op hun X-chromosoom. Naast Star's Pride is ons aller Heres hiervan een voorbeeld. Zulke hengsten zijn uitstekende "broodmare sires". Hun dochters kunnen namelijk deze eigenschap weer doorgeven, hun zoons niet.
Dit was nog niet zo lang geleden een nieuw begrip voor mij. De website erfelijkheid.nl
zegt hierover: "Chromosomen bevinden zich in de celkern. Buiten deze kern
bevindt zich ook nog erfelijk materiaal in de cel: de mithochondriën. Dit
zijn de energie-leveranciers van de cellen. In het mithochondrion wordt de energie,
die vrijkomt bij de verbranding van voedingstoffen, omgezet in een vorm die
voor de cel bruikbaar is. Bepaalde weefsels zijn erg afhankelijk van deze energievoorziening,
zoals de hartspier, de skeletspieren en het hersenweefsel. Vandaar dat ziekten,
die door afwijkingen in het mithochondriëel DNA worden veroorzaakt, vooral
deze organen treffen."
Elke paardencel bevat honderden tot duizenden mithochondriën, die ook uit
DNA zijn opgebouwd en elk zo'n 40 genen bevatten. Mithochondriën worden
doorgegeven van moeder op dochter; de zaadcel komt hier niet aan te pas, want
die dringt bij de bevruchting de celkern binnen. Verschillen in kwaliteit en
aantal van de mithochondriën zouden een verklaring kunnen zijn, waarom
bepaalde moederlijnen meer cracks voortbrengen dan andere. Voor mij was dit
een openbaring.
Mithochondrisch-DNA muteert 20 keer zo snel als het celkern-DNA. Normaal zal
dit, vanwege het grote aantal mithochondriën in een cel, weinig effect
hebben, maar het schijnt mogelijk te zijn dat in enkele generaties de afwijkingen
een belangrijke invloed krijgen en dus een verminderd prestatievermogen kunnen
veroorzaken. Dit zou een oorzaak kunnen zijn van het minder presteren van bepaalde
takken uit een moederlijn. Het lijkt mij daarom van belang om met merries te
fokken, die op de baan de kwaliteit van hun erfelijk materiaal hebben aangetoond
en in het bijzonder hun uithoudingsvermogen hebben bewezen. Of die al cracks
hebben gebracht of in hun zeer naaste familie hebben.
En om nog even op de muildieren en -ezels terug te komen: het muildier heeft
via zijn moeder het X-chromosoom en de mithochondriën van een paard, hetgeen
een verklaring zou kunnen zijn voor zijn grotere kracht en uithoudingsvermogen.
Gezien het bovenstaande wordt naar mijn mening het belang van de vaderpaarden
zwaar overtrokken. Men praat vooral over de hengsten en hun statistieken, alsof
zij in hoofdzaak de kwaliteit van een product bepalen. Natuurlijk spelen zij
een belangrijke rol, maar zijn erg afhankelijk van de merries, die ze te bedienen
krijgen.
In de toon-aangevende draflanden als Frankrijk en de USA krijgen de beginnende
veelbelovende vaderpaarden uit commerciële overwegingen de allerbeste merries
te dekken. Logisch dat ze in het begin succesvol lijken te zijn, zij krijgen
immers de beste kansen. Dek- en veulengelden zijn dan duur en de jaarlingenprijzen
rijzen de pan uit, terwijl deze jonge vaderpaarden zich nog niet of nauwelijks
bewezen hebben. Enkele jaren later is de nieuwigheid eraf, zijn er weer nieuwe
veelbelovende sterren opgestaan en worden deze weer gepromoot. Echte tophengsten,
zoals Star's Pride, Super Bowl, Speedy Crown en Heres, stonden decennia lang
aan de top, zonder dat ze door hun zoons werden overvleugeld. Misschien is dat
als volgt te verklaren. De rol van de rechtstreekse vaderlijnen kan niet uit
het petieterige Y-chromosoom worden verklaard. Veel belangrijker lijken de moeders
van de vaderpaarden. In dat opzicht zou de dominantie van bepaalde vaderlijnen
op puur toeval berusten.
En om de vergelijking met auto's door te trekken: voor een mannelijk fokproduct
geldt dat zijn vader en moeder een evenredig aandeel hebben in de carosserie
en de motor. Het autotype komt vaak van de vader, die met dominante genen een
stempel weet te drukken. Maar de moeder levert het vermogen van de motor en
de kwaliteit van de brandstof.
De website "erfelijkheid.nl" is bedoeld om voorlichting te geven
over erfelijke afwijkingen bij mensen. Al lezend verbaast het je dat er nog
normale gezonde babies worden geboren. Het maakt duidelijk dat er weinig voor
nodig is om erfelijke eigenschappen te veranderen. Dat kan positief uitpakken,
zoals bij de verbetering van dierenrassen, maar er bestaat ook gevaar van ziektes
en lichamelijke gebreken. Net als bij mensen, zullen ook bij paarden erfelijke
ziektes voorkomen. Daarnaast kunnen aangeboren afwijkingen door mutaties op
de chromosomen tijdens het embryonale stadium, de oorzaak zijn dat een product
niet het niveau van zijn beide uitstekende ouders haalt. Deze afwijkingen kunnen
weer doorgegeven worden.
Bij inteelt bestaat het gevaar dat defecten zich versterken of dubbel voorkomen.
Bij "erfelijkheid.nl" is neef x nicht al uit den boze. Die moeten
eens naar de draverfokkerij komen kijken! Bij de huidige mate van inteelt in
vooral de Amerikaanse draver is het van belang om paarden met afwijkingen of
zonder prestatievermogen niet in de fokkerij te gebruiken. Eventueel ontstane
mutaties worden dan niet doorgefokt. Het kruisen met Frans bloed kan de genenpool
aanzienlijk vergroten, waardoor de gevaren van inteelt worden verkleind.
Sommige simpele eigenschappen, zoals de haarkleur van een paard, liggen volledig vast op de genen. De meeste andere eigenschappen, zoals lichaamsbouw, grootte, snelheid, intelligentie en gedrag, zijn complexer en worden slechts gedeeltelijk bepaald door de genen. Dat kan bijv. zijn voor 20 tot 80 %, de rest wordt bepaald door de omgeving. Een individu is dus de "optelsom" van erfelijkheid en omgeving. Die omgeving begint al in de baarmoeder. Ook hiermee en met de geboorte, het zogen en de opvoeding heeft de fokmerrie een zeer grote invloed op haar producten. Pas bij het afspenen is haar rol uitgespeeld. De basis is dan gelegd. Vervolgens beïnvloeden de opfok- en trainingsmethoden de groei en ontwikkeling van het jonge dier sterk. De erfelijkheid bepaalt in beginsel de mogelijkheden, maar de moeder en de fokker bepalen voornamelijk wat ervan terecht komt. Sommige fokkers hebben geen succes, ondanks de fantastische bloedlijnen die ze soms gebruiken. Ik geloof dat dit dan te wijten zou kunnen zijn aan een gebrekkige opfokmethode of een verkeerde omgeving. Voor vergelijkingen van fokprestaties moet je eigenlijk kijken naar bepaalde grote fokkers, bij wie alle veulens gelijke kansen krijgen. Ook daar zie je dat bepaalde merries het veel beter doen dan andere, hetgeen dan alleen maar verklaard kan worden uit de belangrijke rol van moeders en moederlijnen.
- Ons vermoeden dat de genetische kwaliteiten van een draver voor een groter
deel te danken zijn aan zijn moeder dan aan zijn vader, lijkt op waarheid te
berusten.
- De rol van de vader moet niet worden overschat, maar natuurlijk ook niet worden
onderschat.
- Naast vakantiegenot en goede wijn heeft Frankrijk ons nog veel meer te bieden:
uitstekende, maar ook hele slechte dravers. Pas vooral op voor zuiver Frans.
Verbetering moet zijn gekomen van goede Amerikaanse vaders. Werk met bewezen
kruisingen en let op bepaalde beroemde merries.
- De sleutel tot succes voor een fokker is niet domweg het kiezen de duurste
hengst, maar beginnen met een hele goede fokmerrie en een daarbij passende hengst
te zoeken. (en vervolgens de fokproducten optimaal op te fokken, te hopen op
een goede trainer en vooral veel geluk te hebben, of niet al teveel pech; dan
zal het vast wel een keer lukken).
Bronnen:
1. website "erfelijkheid.nl"
2. Le Baudet du Poitou, ISBN 2-84561-015-7
3. Encyclopedie van het Paard, ISBN 90-410-0048-8
4. The Genetics of the Horse, ISBN 0-85199-429-6
5. Horse Genetics, ISBN 0-85199-101-7
6. The X-factor, ISBN 0-929346-46-7
terug naar de artikelen
terug naar het Nieuws
© Copyright Fokkersvereniging 2006