door Hans Huiberts
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit
de Breeders special 2008 van
het blad "Draf&Rensport"
Het symposium van de TwoCompanions, in september vorig jaar (2007), had deze titel.
De meeste aanwezigen dachten dat het binnenkort nog wel enkele seconden sneller
zou gaan, inclusief de inleider Dean Hofmann. Laatstgenoemde wijdt zijn column
in de Hoof Beats van januari j.l. aan dit onderwerp en het symposium en hij
meldt daarin dat "een van de aanwezigen opstond en het niet met me eens
was. Deze man was zeer rationeel en intelligent, en zei dat hij geloofde dat
er simpelweg een limiet moest zijn aan de snelheid van de harddraver".
En aan het einde van de column stond: "dat de pessimisten altijd ongelijk
hebben gehad en dat het altijd nog sneller zal gaan. Dit heb ik de man op het
seminar in Holland ook verteld." (einde citaat).
Die man was ik dus. Dit kan ik natuurlijk niet laten zitten, dit vraagt om een
weerwoord. Het enige argument van de JA-stemmers was dat het altijd sneller
is gegaan en dat dit dus wel door zou zetten. Nou, dat vind ik een zwaktebod
en ik zal mijn argumenten in dit artikel op een rijtje zetten. Met aan het einde
mijn ideeën over hoe het misschien nog wel twee seconden sneller zou kunnen.
Dit is een heel technisch verhaal geworden, u bent gewaarschuwd, maar ik hoop
ook een leerzaam verhaal.
Allereerst moeten we natuurlijk even afbakenen waar we het over hebben. Het
tweejarigenrecord? In de USA zijn de tweejarigen al bijna net zo snel als de
oudere paarden. Daar worden ze speciaal voor (op)gefokt en voorbereid. Dat is
de consumptiemaatschappij van snel geld maken en de volgende pakken. De paarden
moeten zo vroeg mogelijk veel geld verdienen en binnen anderhalf jaar (!) wordt
de carrière van de meeste toppers al beëindigd, want daarna is in
de fokkerij nog meer geld te verdienen. In Europa kunnen we met onze tweejarigenrecords
nog wel even vooruit. Gelukkig wordt daar op ons continent (nog) niet zoveel
waarde aan gehecht. Op latere leeftijd is hier veel meer geld te verdienen en
eer te behalen.
Frappant was dat enkele maanden geleden op een warme middag op The Red Mile
in Lexington KY (USA) het wereldrecord werd gelopen door twee paarden aan het
einde van hun carrière: eerst door de 7-jarige Zweedse merrie Giant Diablo
en even later geëvenaard door de driejarige Amerikaan Donato Hanover.
Bij mijn standpunt op het symposium doelde ik op het algemene wereldrecord (mijltijd)
en ik neem aan dat dit ook voor de andere aanwezigen gold. En als je daarover
praat moet er natuurlijk wel een tijdspanne aan worden gekoppeld, bijv. binnen
20 jaar.
Boven: Giant Diablo loopt hier haar Wereldrecord.
In de hieronder geplaatste tabel staat de ontwikkeling van het
wereldrecord van de harddravers. We zien dat in de negentiende eeuw de progressie
groot was. Er was veel te bereiken, want er moest nog een echt harddraverras
ontstaan. Toen speelde de fokkerij een veel grotere rol dan nu. De invloed van
de niet-harddravers onder de voorouders was groot, want ze stonden nog dichtbij
in de stambomen. Aan het begin van de twintigste eeuw was het ras al veel fokzuiverder
en zien we steeds kleinere sprongetjes van het wereldrecord. Tot 1938, toen
het fenomeen Greyhound het record op 1.55¼ zette. Zijn record hield liefst
31 jaar stand, ondanks allerlei ras- en materiaalverbeteringen. Ik had Greyhound
en zijn opvolger Nevele Pride wel eens onder gelijke omstandigheden tegen elkaar
willen zien lopen. En dan Mack Lobell en Donato Hanover er ook nog bij. Het
zou mij niet verbazen als Greyhound deze race zou winnen. Pas na dertien jaar
werd Nevele Pride's wereldrecord verbeterd, maar dat was naar mijn mening meer
een gevolg van externe factoren dan van rasverbetering. De meeste van zijn opvolgers
hadden niet zijn klasse.
We zien dat sinds de eeuwwisseling Europa in opmars is: drie van de vijf verbeteringen
zijn gedaan door incidenteel op de mijlsbanen van de USA startende Europese
paarden. Het record van Enough Talk is gevestigd op een 2-mile-track, waarop tijdens de mijl slechts één bocht hoeft te worden gelopen en dat is een voordeel.
Boven: USA's paard van de 20-ste eeuw Greyhound.
Tabel: alle wereldrecords vanaf 1806.
jaar | tijd | paard | lft | afstamming |
1806 | 2.58,9 | Yankee | ||
1810 | 2.47,7 | Boston Horse | ||
1821 | 2.46,7 | Topgallant | ||
1826 | 2.43,5 | Trouble | ||
1834 | 2.37,0 | Sally Miller | ||
1838 | 2.36,6 | Edwin Forest | ||
1838 | 2.35,9 | Confidence | ||
1839 | 2.32,1 | Dutchman | ||
1845 | 2.29,5 | Lady Suffolk | 10 | |
1849 | 2.28,5 | Pelham | 12 | |
1853 | 2.27,1 | Highland Maid | 6 | |
1856 | 2.24,5 | Flora Temple | 11 | |
1859 | 2.23,5 | Flora Temple | 14 | |
1859 | 2.22,1 | Flora Temple | 14 | |
1859 | 2.21,6 | Flora Temple | 14 | |
1859 | 2.19,8 | Flora Temple | 14 | |
1867 | 2.19,0 | Dexter | 9 | Hambletonian 10 - |
1867 | 2.17,2 | Dexter | 9 | Hambletonian 10 - |
1871 | 2.16,9 | Goldsmith Maid | 14 | Abdallah 15 - Old Ab |
1872 | 2.16,8 | Goldsmith Maid | 15 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.16,4 | Goldsmith Maid | 19 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.16,0 | Goldsmith Maid | 19 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.15,6 | Goldsmith Maid | 19 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.14,8 | Goldsmith Maid | 19 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.14,0 | Goldsmith Maid | 19 | Abdallah 15 - Old Ab |
1876 | 2.13,2 | Rarus | 9 | |
1879 | 2.12,7 | St. Julien | 10 | Volunteer - Flora / Harry Clay |
1880 | 2.11,8 | Maud S. | 6 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1880 | 2.11,8 | St. Julien | 11 | Volunteer - Flora / Harry Clay |
1880 | 2.11,3 | St. Julien | 11 | Volunteer - Flora / Harry Clay |
1880 | 2.10,8 | Maud S. | 6 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1881 | 2.10,5 | Maud S. | 7 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1881 | 2.10,3 | Maud S. | 7 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1884 | 2.10,0 | Jay-Eye-See | 6 | Dictator - Midnight / Pilot Jr. |
1884 | 2.09,7 | Maud S. | 10 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1884 | 2.09,2 | Maud S. | 10 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1885 | 2.08,7 | Maud S. | 11 | Harold - Miss Russel / Pilot Jr. |
1891 | 2.08,2 | Sunol | 5 | Electioneer - Waxana / General Benton |
1892 | 2.07,1 | Nancy Hanks | 6 | Happy Medium - Nancy Lee / Dictator |
1892 | 2.05,2 | Nancy Hanks | 6 | Happy Medium - Nancy Lee / Dictator |
1892 | 2.04,1 | Nancy Hanks | 6 | Happy Medium - Nancy Lee / Dictator |
1894 | 2.03,7 | Alix | 6 | Mambrino Chief - |
1900 | 2.03,2 | The Abbot | 7 | Chimes - Nettie King / Mambrino King |
1901 | 2.02,8 | Cresceus | 7 | Robert McGregor - Mabel / Mambrino Howard |
1901 | 2.02,3 | Cresceus | 7 | Robert McGregor - Mabel / Mambrino Howard |
1903 | 2.00,0 | Lou Dillon | 5 | Sidney Dillon - Lou Milton / Milton Medium |
1903 | 1.58,4 | Lou Dillon | 5 | Sidney Dillon - Lou Milton / Milton Medium |
1913 | 1.57,9 | Uhlan | 9 | Bingen - Blondella / Sir Walter jr. |
1921 | 1.57,8 | Peter Manning | 5 | Azoff - Gledora G. / Emmett Grattan |
1922 | 1.56,8 | Peter Manning | 6 | Azoff - Gledora G. / Emmett Grattan |
1937 | 1,56,0 | Greyhound | 5 | Guy Abbey - Elizabeth / Peter the Great |
1938 | 1.55,2 | Greyhound | 6 | Guy Abbey - Elizabeth / Peter the Great |
1969 | 1.54,7 | Nevele Pride | 4 | Star's Pride - Thankful / Hoot Mon |
1982 | 1.54,1 | Arndon | 3 | Arnie Almahurst - Roydon Gal / Super Bowl |
1984 | 1.53,8 | Fancy Crown | 3 | Speedy Crown - Fancy Donut / Noble Victory |
1985 | 1.53,4 | Prakas | 3 | Speedy Crown - Prudy Hanover / Star's Pride |
1994 | 1.52,0 | Pine Chip | 4 | Arndon - Pine Speed / Speedy Somolli |
2001 | 1.51,2 | Varenne | 6 | Waikiki Beach - Ialmaz / Zebu |
2002 | 1.50,9 | Victory Tilly | 7 | Quick Pay - Icora Tilly / Fakir du Vivier |
2004 | 1.50,4 | Tom Ridge | 3 | Muscles Yankee - Astoria Lobell / Joie de Vie |
2007 | 1.50,1 | Giant Diablo | 7 | Supergill - Giant Rythm / Valley Victory |
2007 | 1.50,1 | Donato Hanover | 3 | Andover Hall - D Train / Donerail |
2007 | 1.49,6 | Enough Talk | 5 | Enjoy Lavec - Fashion Setter / Donerail |
2014 | 1.49,0 | Sebastian K | 8 | Korean - Gabriella K / Probe |
2018 | 1.48,4 | Homicide Hunter | 6 | Mr Cantab - Evening Prayer / Like A Prayer |
Misschien wordt het inzichtelijker als we praten over snelheid in plaats van
mijltijden of kilometertijden. In de hieronder afgedrukte grafiek zijn de mijltijden van
het wereldrecord omgerekend naar kilometers per uur. We zien verschillende sprongetjes,
bijv. na 1890 toen de dravers gingen lopen voor lichte sulky's, voorzien van fietswielen
met luchtbanden i.p.v. de grote houten/metalen wielen, die daarvoor gebruikelijk
waren. Naast verbetering van het ras, hebben andere aspecten (harnachement,
banen, voeding, etc.) altijd een grote rol gespeeld.
We zien de grafiek in de vorige eeuw vlakker worden, het gaat niet meer zoveel
sneller. In de laatste decennia is er weer een sprongetje omhoog, veroorzaakt
door vooral technische verbeteringen. Deze laatste zullen naar mijn mening in
de toekomst steeds kleiner worden en dat zal ik hieronder toelichten.
Boven: Wereldrecords in km/h over 1.609 m vanaf 1780 tot heden (2008).
Dean Hofmann noemde in zijn inleiding een aantal oorzaken waardoor het in de
koersen steeds sneller is gegaan: betere paarden, betere drafbanen (mijlsbanen),
betere sulky's, minder heat-draverijen, agressievere rijstijl door catch-drivers
(zijn minder zuinig op hun paard dan trainer/pikeurs), betere trainingsmethoden,
en wat men netjes "medische begeleiding" noemt. Bij dit laatste moet
men o.a. denken aan gebruik van Lasix, anabole steroïden en bute, hetgeen
in de USA is toegestaan.
Ik heb hierbij nog enkele toevoegingen met een technische onderbouwing.
Na Nevele Pride kwamen de sulky's waarop de pikeurs verder naar achter zaten
en waardoor de paarden meer "lift" onder hun buik kregen. Ik heb uitgerekend
dat een pikeur van 75 kg zorgt voor een opwaartse kracht op het tuig van ca.
25 kg. Het paard wordt eigenlijk 25 kg lichter! Daartegenover staat meer kracht
en dus ook meer wrijving op de wiellagers en op de banden, maar dat speelt een
mindere rol, behalve op een baan met een dikke laag zand of op een drassige
grasbaan. (zie een later artikel over dit onderwerp)
De wielen kregen in de 80-er jaren wielplaten, hetgeen veiliger is voor de paardenbenen
en ook veel minder luchtweerstand geeft, want er draaien geen spaken meer door
de lucht. De sulky's werden lichter.
En dan is er nog de "zit" van de pikeurs. In de laatste jaren zien
we dat de rijders in de USA helemaal achterover hangen om hun paard zodoende
nog meer "op te tillen" en vooral ook minder luchtweerstand te hebben.
In Nederland deden pikeurs dit ook wel eens op het laatste rechte stuk. Ik zie
nog Hennie Grift plat achterover achter Hinde Buitenzorg de Grote Prijs der
Lage Landen 2000 winnen. Veel mensen dachten dat het show was, maar je maakt
het op deze manier veel lichter voor het paard. Hennie had eigenlijk gedurende
de hele koers zo moeten zitten, dan was hij misschien nog verder voor Jackhammer
binnengekomen. Tegenwoordig zien we o.a. Hugo jr. in een optimale houding op
zijn karretje zitten.
Duidelijk is dat kleine smalle pikeurs in het voordeel zijn t.o.v. grote brede
collega's. Verstandige pikeurs eten matig en drinken weinig bier.
Boven: Hinde Buitenzorg met Hennie Grift in stroomlijn
en als contra-gewicht.
Gebruikspaarden lopen bijna altijd op hoefijzers, anders slijten de hoeven
af op een harde ondergrond en wordt het dier tijdelijk onbruikbaar, totdat de
hoeven weer zijn aangegroeid. Ook harddravers liepen altijd op ijzers. Nog niet
zo lang geleden, toen vooral sommige Amerikaanse dravers nogal pacerig waren,
kregen ze vaak op jonge leeftijd zware voor-ijzers ondergeslagen om aan het
draven te komen. Een zgn. pace-ijzer met twee dwarsbalken en met een gewicht
van wel 3 ons, was niet ongebruikelijk. Men tilde toen niet zo zwaar aan het
gewicht. De trainers hingen er rustig nog twee paar schoenen, loodringen en
toe-weights bij. Een paard moest in balans zijn, zijn voorbenen moesten "rollen"
en meer naar voren worden gegooid. Veel paarden hadden dat nodig, maar er lagen
ook wel conservatieve denkbeelden aan ten grondslag. Een aantal trainers, vooral
Zweedse, heeft wereldwijd voor een revolutie op dit gebied gezorgd. Ik zie nog
voor me de laatste rechte lijn van het Europees Vijfjarigen-kampioenschap 1988
op Duindigt met voorop de hevig stampende Duitser Every Way en daarnaast de
lichtvoetige Zweedse Icora Tilly (moeder van Victory Tilly). Wat een verschil.
De Duitser won weliswaar, maar die Zweedse opende mijn ogen; ze tilde haar benen
nauwelijks op.
Ik heb eens de krachten uitgerekend die een ijzer op het been in volle snelheid
uitoefent. We hebben gezien dat een harddraver met een snelheid van meer dan
50 km/u kan lopen. Bij deze snelheid maakt een voorbeen ongeveer 25 stappen
per 10 sec. Eén stap duurt dan ca. 0,4 sec. Als de voet op de grond staat,
is de snelheid 0 km/u. Dan wordt het been naar voren gebracht en moet de hoef
met het ijzer het paardenlichaam (dat met 50 km/u voorwaarts gaat) inhalen en
zal dat halverwege de stap (na 0,2 sec.) met ongeveer 100 km/u moeten doen!
Met de formule [ Kracht = massa x versnelling ] kan de kracht op het ijzer en
de tegenkracht op het been worden bepaald. Om een gewicht (massa) van 1 ons
in 0,2 sec. naar een snelheid van 100 km/u te brengen is een kracht nodig van
ongeveer 1,4 kilogram(force). Bij een hoefijzer van twee ons is het twee keer
zoveel, etc. Deze kracht moet het paard steeds op zijn voeten/ijzers overbrengen.
En als het ijzer dan omhoog en naar voren vliegt, moet het vervolgens worden
afgeremd en weer naar de grond worden gedrukt. Die krachten worden ontwikkeld
door de schouder- en bovenarmspieren en naar beneden overgebracht via gewrichten
en pezen. Door die krachten wordt het paard eerder moe, en wat nog belangrijker
is: het bewegingsritme gaat erdoor omlaag. Je kunt niet zo snel je benen heen
en weer bewegen als daar gewichten aan hangen. Probeer maar eens met zware schoenen
een stukje te sprinten. Voor het achterbeen geldt natuurlijk precies hetzelfde
als voor het voorbeen.
Helaas, niet elk paard kan zonder ijzers lopen, maar in dit opzicht is het draverras
de laatste decennia aanzienlijk verbeterd. Star's Pride bracht naast vele topdravers
ook een groot aantal pacers. De moeder van Zoot Suit is zelfs een pacer. Pas
in de tweede helft van de vorige eeuw is er in de USA een nagenoeg volledige
scheiding gekomen tussen de draver- en de pacerfokkerij. Dat heeft een grote
verbetering van het Amerikaanse draverras gegeven. Veel dank zijn we verschuldigd
aan o.a. Nevele Pride, Speedy Crown en Valley Victory, die natuurdravers gaven
met een "economische" gang.
Het Franse ras was van oudsher een zwaar type draver, vooral ook geschikt voor
de monté-koersen en voor de lange afstanden. Geen echt speed-paard dus.
Dit ras is al een eeuw lang mondjesmaat verbeterd door Amerikaanse hengsten.
Toen aan het eind van de vorige eeuw het Franse Stamboek tijdelijk op een kier
werd gezet voor geselecteerde Amerikaanse hengsten kwam de hoognodige verbetering
in een stroomversnelling. Ook de moderne Frans-Amerikaans draver draaft veel
gemakkelijker en heeft veel meer snelheid. In de laatste Prix d'Amérique
liep één paard met 4 ijzers (Going Kronos, uitgerekend hij is
Amerikaans gefokt en met een Zweedse trainer), één zonder voor-ijzers
, drie zonder achter-ijzers en dertien van de achttien paarden rondom zonder
ijzers! Voorop eindigden alleen maar paarden zonder ijzers. Deze informatie
wordt keurig in het Franse koersprogramma vermeld en het wordt door officials
op de baan gecontroleerd. Vanwege de slijtage aan de hoeven kunnen de paarden
niet altijd zonder ijzers lopen. Aan het wel of niet dragen van ijzers kunnen
de wedders zien of paard en trainer ervoor gaan of dat het om een voorbereidingskoers
gaat. Zonder ijzers gaan de meeste paarden 1 à 2 seconden sneller in
de kilometertijd, dat betekent 2,7 à 5,4 seconden sneller over de 2700
m van de Prix d'Amérique! Dit dienen de wedders te weten en ik pleit
ervoor dat deze informatie ook voor de Nederlandse koersen beschikbaar komt!
Verstandige fokkers proberen paarden te fokken, die natuurdravers zijn en zonder ijzers kunnen koersen. Een paard dat gemakkelijk hoefscheuren krijgt is niet wenselijk, want zulke paarden kunnen vaak niet blootvoets lopen. Een draver, die met elbowboots loopt en draaft als een hackney, lijkt ook niet het meest ideale dier om mee te fokken. Daar zou je bij dekhengsten- en fokmerriekeuze rekening mee moeten houden.
Ook tuigen, hoofdstellen en gamaschen zijn voorwerpen, die een koerspaard mee moet sjouwen. Elk onsje telt. Er zijn tegenwoordig plastic tuigen en hoofdstellen leverbaar, die een fractie wegen van de oude leren voorgangers. Paarden, die geen knie-, pees- en/of achtergamaschen nodig hebben zijn in het voordeel. Ook deze gewichten vergen versnellingskrachten en remmen de benen af. In mindere mate dan de hoef-ijzers, maar toch.... Het kan net het verschil maken tussen winnen en verliezen. Dit zijn de wetten van de mechanica en de logica.
Tegelijk zit ik met een groot vraagteken als ik de uitslag van de Prix du Cornulier
beschouw. Hierin dragen de paarden een gewicht van 75 kg (rijder + zadel). Attelé
worden ze door de hefboomwerking van de sulky met ongeveer 25 kg opgetild. Dat
is een verschil van 100 kg! Hoe is het dan toch mogelijk dat de kilometertijd
in de laatste Prix du Cornulier (1.12,7 over 2.700 m) bijna net zo snel is als
die van de Prix d'Amérique (1.12,1 over 2.700 m)? Alhoewel, 0,6 sec.
verschil over de kilometer betekent in de koers over 2.700 m aan de meet een
achterstand van ca. 1,6 sec, d.w.z. 22,5 meter achterstand (= ca. 13 lengten).
Vroeger was er verschil van ongeveer 3 sec. tussen beide disciplines, maar tegenwoordig
komen de kilometertijden steeds dichter bij elkaar te liggen. Dit komt voornamelijk
door de gewijzigde zit van de ruiters. Dat het meer dan honderd jaar heeft moeten
duren en dat uitgerekend een Belg (Filip Masschaele), de Fransen de ogen heeft geopend, is een bewijs
van het conservatisme in onze sport. Die Belg had het waarschijnlijk overgenomen
van de kleine Amerikaanse jockey Julie Krone, die Moni Maker aan het einde van
haar carrière in 2000 in een echte jockey-zit naar een wereldrecord monté
reed in 1.54,2. Voor de sulky had de merrie in hetzelfde jaar ook een wereldrecord
gelopen met 1.52,2. Omgerekend naar kilometertijden is dat resp.: 1.11,0 en
1.09,7. Beide records over 1609 meter op een mijlsbaan en dus vergelijkbaar. Dat
monté-wereldrecord van Moni Maker werd in 2005 op Vincennes dicht benaderd
door Västerbo Daylight met haar 1.11,1 over 2150m. Hot Tub liep een paar
weken geleden 1.11,3 over dezelfde afstand. Het wereldrecord van Moni Maker
wankelt, sneller dan gedacht.
We kunnen concluderen dat een onsje minder aan de voeten ongeveer net zo veel
invloed heeft als 100 kg minder op de rug! Dat geeft te denken.
Bij de rensport gaat men ervan uit dat 1 kg meer op de rug aan de finish voor
1 lengte achterstand zorgt na een koers over 1600 m, 2 lengten na 2000 m en
3 lengten na 3000 m. Dit gaat dus bij draverijen totaal niet op. Aan een kant
kan ik dat begrijpen want draven is een vloeiender manier van voortbewegen dan
rennen, waarbij steeds sprongen worden gemaakt. Bovendien gaat het veel minder
snel: dravers gaan ca. 50 km/u en volbloeds ca. 60 km/u. Het relatief kleine
verschil tussen monté en attelé blijft echter moeilijk te verklaren.
Zouden harddravers dan toch een maximale snelheid hebben of is het trekken van een sulky zwaarder dan we atijd hebben gedacht?
Boven: Moni Maker verbetert hier het wereldrecord Monté,
gereden door een echte jockey, Julie Krone. Anno 2000.
Boven: Een grafiek uit 2024, gepubliceerd op www.letrot.com, nadat de merrie Hanna des Molles het
monté-wereldrecord op 1.09,6 had gebracht. Het gaat om de records in de loop der jaren op Vincennes
gelopen over 2.175 meter met autostart. De grafiek geeft aan het verschil tussen aangespannen
(attelé, groen) en monté (bovenste, blauwe lijn). Over langere afstanden is het verschil nog kleiner.
In 2004 zorgde de Zweedse merrie Vasterbo Daylight voor een revolutie door het monté-record op 1.11,1
(2.175 m) te brengen, met jockey-zit. Een maand later won ze het Criterium de Vitesse in 1.10,5 (1.609 m)
Het attelé-baanrecord van 1.09,1 staat op naam van Face Time Bourbon (op 22-08-2021 over 2.100 m)
Een monté-paard loopt dichter langs de reling en dat geeft wel enig voordeel,
maar Vincennes heeft slechts twee bochten over deze afstand.
In 1997 was er een bijzondere aflevering van de World Trotting Derby. De eerste
heat werd gewonnen door de grote favoriet, Hambletonian-winnaar Malabar Man,
maar in de tweede heat werd hij geklopt door Lord Stormont. Toen kwam er een
derde en beslissende heat tussen de beide winnaars, een zogenaamde race-off.
Hierin reden de pikeurs over de eerste driekwart mijl in een boemelgangetje,
een km-tijd van 1.25 of zoiets. In de laatste kwartmijl gingen de beide paarden
voluit en deden er 25,9 sec. over. Dit was de snelste kwartmijl die ooit in
de USA was geregistreerd. En weet u wie de winnaar was van de beroemde race-off?
Lord Stormont!
Deze snelste kwartmijl ooit geeft een indicatie over wat de topsnelheid van
een harddraver is. 25,9 sec maal 4 geeft een mijltijd van 1.43,6. Dat is 6,5
seconden onder het wereldrecord (mijl) en dit komt overeen met een km-tijd van
1.04,4 en een snelheid van 55,9 km/uur. Ik heb wel eens gelezen dat een Franse
trainer dacht dat zijn paard de heuvel van Vincennes af zou kunnen gaan in een
tempo van 1.02, maar dat is nog nooit opgemeten. En heuvel af is natuurlijk
geen maatstaf, want aan de overkant moet je weer heuvel op. Dit geldt trouwens
ook voor wind mee.
De beste harddravers kunnen dus over korte afstand een maximale snelheid van
ongeveer 56 km/uur halen. Met het huidige wereldrecord op 52,6 km/uur lijken
er nog wel mogelijkheden te zijn, maar blijkbaar kunnen dravers hun topsnelheid
niet over 1609 m volhouden. De mijl is dus eigenlijk geen sprint-afstand, want
er is uithoudingsvermogen voor nodig. De snelste tijden worden gelopen in koersen
met weinig tempo-wisselingen en een hoge gemiddelde snelheid. Of in koersen
waarin enkele "hazen" in het begin een hoog tempo maken en anderen
iets voor op het laatst bewaren. In de laatste Prix d'Amérique bedroegen
alle tussentijden 1.12 en een klein breukje en eindtijd was 1.12,1. Paarden,
die in zo'n koers de eerste kilometer in 1.08 lopen, gaan op het laatst verzuurd
strompelen en eindigen achterin. Dat Sea Cove in zijn Prix d'Amérique,
na een spectaculair begin, nog net op tijd binnen was, tekent zijn klasse, maar
de finish had geen 20 m verder moeten zijn. Koers-inzicht en gevoel voor snelheid
is voor een pikeur dus van groot belang.
De kunst is een draver te fokken, die een snelheid, net onder zijn top, lang
kan volhouden. Snelheid en uithoudingsvermogen zijn echter tegenstrijdige zaken.
Sprinters en stayers zijn verschillende typen van individuen, niet alleen bij
mensen, maar ook bij paarden. Voor mij is het logisch dat de Amerikaans op Franse
cross de meest ideale is, maar dat wist u inmiddels wel.
De grenzen voor de snelheid komen mijns inziens zo langzamerhand wel in zicht,
want verder achterover hangen op de sulky is gevaarlijk en minder gewicht dan
zonder ijzers is ook niet mogelijk. Tuigen zijn al licht, aan sulky's valt ook
niet veel meer te verbeteren.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naschrift 2021:
Recent zijn in de USA nieuwe sulky's ontwikkeld, waarvoor het paard ongeveer 20 cm dichter bij de reling draaft. Per bocht loopt het paard dan 63 cm minder. Na vier bochten (over 2.100 m) scheelt dat 2,5 meter, ongeveer 0,1 sec. minder in de kilometertijd. Bij deze nieuwe sulky's hangt de pikeur nog meer achterover en wat het effect daarvan is hangt helemaal van de ondergrond af. Op een modderige grasbaan is dit heel ongunstig, maar op een harde zandbaan juist gunstig vooral door de verminderde luchtweerstand (betere stroomlijn).
Daar had anno 2008 (toen dit artikel werd geschreven) nog niemand aan gedacht.
Naschrift 2024: In deze tijd monteert men aparaatjes op de sulky-boom waarmee de snelheid via GPS kan worden gemete. Somminge dravers bereiken een topsnelhied van 60 km/h (km-tijd 1.00,0).
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
We kunnen verder nog denken aan strakke kleding (schaatspakken?) voor de rijders, verder
geoptimaliseerde aerodynamische sulky's en nog minder gewicht aan de benen van
het paard. Misschien is er een alternatief voor ijzer/aluminium ijzers: bijv.
een dun stuk hard plastic met een laag gewicht dat onder de hoef
wordt gelijmd. Of ontwikkeling van een bepaalde vloeistof, die onder op de hoef
wordt gesmeerd, waarna deze verhardt en de hoef minder snel slijt. Hierdoor
kan het paard altijd met dit minimale gewicht koersen.
Verder kan van medicatie nog wel iets worden verwacht, maar de intolerantie
hiertegen zal in de toekomst groter worden en de opsporingsmethoden gelukkig
steeds beter.
Van recordverbeteringen door al deze technische vooruitgang zullen we volgens
mij steeds minder kunnen verwachten omdat er al zoveel verbeterd is. Blijft
over verbetering van het ras door betere selectie en kruising. En natuurlijk
betere opfok van de jonge paarden. Misschien is dit laatste nog het allerbelangrijkste.
Het zorgen voor snelle generatiewisselingen wordt in onze draverfokkerij nog
wel eens gezien als de manier om het ras te verbeteren. Of ons dat nog veel
zou kunnen opleveren, betwijfel ik. Volgens mij geldt zoiets wel als een ras
nog in de opbouw is, maar na eeuwen selectie ontstaat er een limiet. Super Bowl
en Speedy Crown stonden in de USA 20 jaar aan de top bij de vaderpaarden. Als
er nog grote rasverbeteringen mogelijk waren geweest, dan zouden zij binnen
enkele jaren door hun zoons voorbij zijn gestreefd, maar dat gebeurde niet.
De zoons deden het zelfs minder goed dan hun vaders. Ik heb van enkele willekeurige
huidige cracks en toonaangevende vaderpaarden van de laatste jaren de geboortejaren
van de ouders achter hun naam gezet, die van de vader voorop en de moeder erachter:
Coktail Jet (1982 x 1985), Varenne (1984 x 1985), Jag de Bellouet (1987 x 1987),
Meaulnes du Corta (1987 x 1990), Offshore Dream (1983 x 1992), Viking Kronos
(1990 x 1982), Valley Victory (1981 x 1981). In de USA doet Andover Hall (1981
x 1987) het beter dan de hengsten met "jonger" bloed. Als snelle generatiewisselingen
ons nog veel verbetering zouden bieden, zouden hier andere jaartallen staan.
Bij de Engelse Volbloeds schijnt voor wat betreft de snelheid de grens al te
zijn bereikt. Ik geloof dat we bij de dravers niet ver van dit punt afzitten,
zeker voor de Amerikaanse Standardbred (draver), die al uitgekruist is en een
zeer beperkte genenpool heeft. Het maakt niet meer uit hoe je daar kruist, het
komt bijna allemaal op hetzelfde neer. Waarom zou er dan nog verbetering optreden?
Het is niet ondenkbaar dat er zelfs een achteruitgang in kwaliteit zal plaatsvinden
als men geen nieuw bloed inbrengt. Bij alle zoogdieren (incl. de mens) treden
bij nauwe inteelt defecten, onvruchtbaarheid en ziektes op. Er is geen enkele
reden om aan te nemen dat dit bij harddravers niet zal plaatsvinden. Hier en
daar treedt al onvruchtbaarheid bij hengsten op.
Mijn stokpaardje is: verstandige kruising van het beste Amerikaanse met het beste Franse bloed heeft de toekomst. Daar zijn trouwens inmiddels genoeg voorbeelden van. En dan zijn snelle generatiewisselingen wel handig om op kortere termijn resultaten te krijgen. Tegenwoordig worden Europa de jonge hengsten onder de topcracks al tijdens hun carrière voor de fokkerij ingezet. Daarmee kunnen we tijd winnen. Maar let op: een jonge onbewezen hengst is niet per definitie beter dan een oudere bewezen hengst.
Als de Amerikanen zo doorgaan halen ze die 2 seconden verbetering van het wereldrecord volgens mij nooit. In Europa hebben wij die mogelijkheden wel door geslaagde kruisingen van Amerikaan/Frans met elkaar te kruisen. We hebben hier een prachtige uitgebreide genenpool. Dat een 100% Amerikaans gefokte en de al bijna uitgekoerste Zweedse merrie Giant Diablo, die in Europa toch niet de beste was, in de USA het wereldrecord verbeterde, geeft aan dat er toch wel mogelijkheden zijn. Jag de Bellouet was natuurlijk een klasse beter dan Giant Diablo. Helaas kunnen we er niet meer achter komen wat hij in zijn goede jaren onder gunstige omstandigheden met een Amerikaanse catchdriver op The Red Mile of The Meadowlands zou hebben kunnen lopen. Hopelijk staat er in Europa binnenkort weer een echte supercrack van zijn kaliber op, die de Amerikanen de ogen opent. Het kan ongetwijfeld sneller, maar 2 seconden, lijkt mij wel heel erg veel. Ik hoop dat ik mijn standpunt met alle cijfers en argumenten in dit artikel heb kunnen duidelijk maken.
Dat de maximum snelheid voor de absolute top van de harddravers naar mijn mening
begrenzingen heeft, betekent nog niet dat er voor fokkers geen uitdagingen meer
zouden zijn. We proberen toch allemaal om een Derby-winnaar fokken? En als dat
gelukt is om er nog een te fokken? En het hoogst bereikbare is toch het fokken
een Prix d'Amérique- of Elitlop-winnaar? De gelopen tijden zijn van minder
belang, al is het wel zo dat de snelste meestal wint. Hopelijk vindt u in deze
beschouwing voldoende aanknopingspunten om een nog sneller en beter paard te
fokken dan u tot nu toe heeft gedaan. Want stilstand is achteruitgang.
Boven: Loopt dat paard nou achteruit of niet?
Voor het artikel getiteld "Jockeys op de sulky" uit 2016,
over de invloed van het gewicht en de houding van de pikeurs:
Click hier
terug naar de artikelen
terug naar het Nieuws
© Copyright Fokkersvereniging 2008