Clandestiene hengsten en dubbelgangers
'Foutje, bedankt' in de drafsport
door Durk Minkema
overgenomen uit de Breeders Special 2006 van het weekblad draf&rensport
Twijfelachtig ouderschap is een nachtmerrie voor stamboekvorsers en genetici in de dierfokkerij. Vele voorbeelden, al of niet vergezeld van sappige anekdotes, zijn er ook in de draverfokkerij. Met de komst van het bloedgroepenonderzoek (in Nederland bij de NDR vanaf 1989) en vooral daarna met het DNA-onderzoek (hier vanaf 1996) is onjuist ouderschap onweerlegbaar vast te stellen. Dikwijls kunnen ook de juiste ouders alsnog achterhaald worden en zo niet, dan volgt verwijdering uit het stamboek.
Calumet Delco
Voorheen was het vrijwel onmogelijk om de juiste ouders te achterhalen en men moest afgaan op van horen zeggen. Soms werd op basis van "bekentenissen" alsnog een correctie toegepast. In de Franse draverfokkerij werd in de jaren dertig van de vorige eeuw met veel succes gebruik gemaakt van uitstekende Amerikaanse hengsten, zoals The Great McKinney en Sam Williams. Beiden werden geboren in 1922 en in 1929 in Frankrijk ingevoerd en beiden hebben er een eigen hengstenlijn gegrondvest. Ons vaderpaard Parisien 1.21,7 was een zoon van Sam Williams. Een andere Amerikaanse hengst, Calumet Delco, kwam later ook naar Frankrijk. De 1.69 m. metende hengst was in 1930 geboren op de bekende Calumet Farm in Lexington. Hij was van Peter the Brewer 2.02.1/4 (van Peter the Great) ult de merrie Dillcisco 2.06.1/4, ook bekend als de grootmoeder van niemand minder dan de grote vererver Star's Pride. Calumet Delco zette als tweejarige een wereldrecord op halve-mijlsbanen neer met een tijd van 1.19,4 op de baan van Monroe in Wisconsin. Als driejarige liep de hengst in Amerika 1.17,1. In Frankrijk won hij tussen 1934 en 1939 in totaal 24 koersen. Hij startte ook nog drie maal in de Prix d'Amerique, waarin hij in 1938 vijfde werd. Hij had een Frans record van 1.21,4.
Calumet Delco had de pech dat het Franse stamboek onder invloed van de meer behoudende fokkers op 30 januari 1937
gesloten werd voor alle buitenlands bloed. Hij stond echter op hetzelfde dekstation als de Franse hengst Gael 1.28 (uit de lijn
Intermede-Bemecourt-Fuschia), waar hij als schouwhengst gebruikt werd. Het was een publiek geheim dat verscheidene goede
Gael-zonen in werkelijkheid afstamden van Calumet Delco. Dat geldt in het bijzonder voor Quiproquo II 1.25 en Quiroga II 1.24,
beiden geboren in 1938. Quiproquo II is de vader van de drievoudige Kampioen van Nederland Double Six M, leidend vaderpaard van 1962 tot 1972. Ook hun jaargenote, de merrie Quinauderie 1.26 (winnares van de Prix de Paris), is niet van Gael, maar
van Calumet Delco. De fokker van deze drie toppers van de Franse Q-jaargang was Albert Veslard en in 1992 maakte zijn zoon bekend, dat hun merries destijds inderdaad gedekt waren door Calumet Delco. In het vooraanstaande Franse fokkersblad Trot Informations
worden Quiproquo II en Quiroga II tot de lijn van Calumet Delco gerekend, ook al houdt het Franse Stamboek vast aan Gael.
Boven: Calumet Delco met zijn Amerikaanse trainer-rijder Arti Frost.
De "stand-in" van de Franse dekhengst Gael werd in 1941
door de Duitsers
als oorlogsbuit mee naar Duitsland genomen. Daar verwekte hij onder meer de crack
van Hans Frömming, Ejadon. Ook in Oostenrijk heeft hij nog gedekt.
Omstreeks 1948 keerde hij naar Frankrijk terug.
Brown Berry
Calumet Delco had in Amerika een jaargenoot, Brown Berry, die later ook naar Frankrijk ging. Brown Berry staat in de Amerikaanse drafhistorie bekend als de 25.000 dollar-struikelaar, omdat hij dit bedrag misliep in de Hambletonian van 1933, verreden in het Good Time Park in Goshen. De eerste heat was gewonnen door Mary Reynolds, de tweede door Brown Berry (in 2.03.¼). In de derde heat lag Brown Berry gewonnen in de koers, voor Mary Reynolds. Hij struikelde echter om onverklaarbare redenen vlak voor de finish en kwam op zijn knieen terecht, waarbij zijn rijder, Fred Egan, uit zijn sulkyzitje geworpen werd. Die wist zich, hangende
aan de sulkybomen, te redden en Brown Berry in draf als elfde over de meet te brengen. Bij de toen geldende puntentelling
stelde Brown Berry alsnog de tweede plaats veilig achter winnares Mary Reynolds. In Frankrijk zou Brown Berry enige tijd in het
bezit zijn van het baanrecord van Enghien en hij startte, overigens zonder succes, ook tweemaal in de Prix d'Amérique.
De zoon van Peter Volo 2.02,0 uit de merrie Royal Belle (van de onbekende hengst Royal Watts) was in Frankrijk stand-in voor
de hengst Epaminondas 1.25, een kleinzoon van Intermède. Het resultaat was dat o.a. de naar Nederland uitgevoerde hengsten Premier Mars 1.22,1 en Priola 1.20,2, beide in 1937 geboren bij V. Dolige uit Calvados, in werkelijkheid van Brown Berry zijn en niet van Epaminondas. Vooral Premier Mars heeft hier uitstekend gefokt en is o.a. vader van Sammy Mars en Thea Cornelia.
Boven: Premier Mars staat officieel te boek als zoon van Epaminondas,
maar is volgens de overlevering een onechte zoon van Brown Berry.
Bretteur
Een bekend geval van een clandestien dekkende hengst in Nederland was Bretteur 1.29,5. Bretteur heeft een avontuurlijke
carrière gekend. Hij werd in 1908 geboren als zoon van de goed fokkende Franse hengst Troubadour 1.31 uit de Amerikaanse
merrie Moquette op het grote melkveebedrijf van de trainer-rijder Arie van den Akker op de Hoge Rijndijk in Hazerswoude. Bretteur koerste al als tweejarige, waarbij hij de nodige snelheid toonde. Hij werd in 1911 met het noodlottige totalisatorverbod verkocht naar Denemarken, waar hij alleen in internationale koersen startgerechtigd was. Ook in Duitsland heeft hij aan draverijen deelgenomen. Mees Alkemade haalde hem in 1919 naar Nederland terug voor de dekdienst, maar hij werd geweigerd door de keuringscommissie. Noodgedwongen ging hij toen, overigens met succes, maar weer koersen. Ondertussen werden bij zijn eigenaar, N.G. Pennings in Nieuw Vennep, in de jaren 1922-1924 enkele producten van hem geboren, hetgeen een eigen hengst toegestaan was. Maar de bekende fokker en trainer, Dirk de Vlieger, zag ook veel in de hengst en hij liet zijn merries bij hem dekken, waarbij de producten op naam kwamen van zijn hengst Lord V 1.31,8, een hengst die de Vlieger in werkelijkheid niet goed genoeg vond voor zijn merries. Zo staat bijvoorbeeld de winnaar van de Derby van 1926, Quicklooper, op naam van Lord V, maar hij is in werkelijkheid van Bretteur, evenals alle kinderen die in Deel II van het Nederlands Draver-Stamboek officieel als Lord V nakomelingen te boek staan. Bretteur kwam later in eigendom van Dirk de Vlieger, zodat hij zijn eigen merries mocht dekken. Pas in maart 1929 werd de
hengst op grond van de prestaties van zijn kinderen officieel goedgekeurd. De hengst was toen al 21 jaar oud maar heeft nog tot
en met 1933 dekdiensten verricht.
Boven: Bretteur koerste tot op zeer hoge leeftijd.
In 1931 startte hij als 23-jarige op Houtrust, een jaar daarvoor
won hij in september nog een koers op die baan.
O Marijke
Een ander voorbeeld van onjuist vaderschap is dat van de bekende merrie O Marijke 1.20,0 van Flip Knijnenburg uit Den Haag.
De winnares van de Grote Prijs der Lage Landen van 1956 (met Guus Knijnenburg, waarbij zij het Zweedse snelheidswonder
Gay Noon voorbleven) staat officieel te boek als dochter van de Franse hengst Lord Maire. Wijlen Gerard Appel deelde mij mee
dat de vosmerrie in werkelijkheid van de Duitse hengst Katalanier 1.25,6 uit de fokkerij van Alkemade is. Katalanier was in
1943 op de stoetetij van Alkemade in Elten geboren als zoon van Dynamic (van Volomite) uit de merrie Barcelona 1.26, die
teruggaat op de voorname Amerikaanse lijn van Abbess. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in 1945 werden de paarden
van de familie Alkemade geconfisceerd als herstelbetaling volgens de officiele lezing, geroofd volgens de officieuze lezing. Diverse paarden in de regio Den Haag, waaronder Katalanier. Daar dekte hij in 1946 de merrie De Prinses Juliana met
als resultaat de beste O Marijke. Van haar stammen af Your Love Lois, Berry's Boy, Zandokan Eden en Jessy van Zuilen
Boven: O Marijke met Flip Knijnenburg op Duindigt.
Diogen
Een ander fokproduct van Alkemade, de een jaar jongere merrie Lodoisca, liep in Den Haag voor de groentekar en werd door Gerard Appel voor Hfl. 675 teruggekocht voor zijn neef, de "jonge" Mees Alkemade. Ze werd naderhand moeder van de beste hengst Zuviel 1.18,1. Katalanier zou later als ruin een goed koerspaard worden en won in Duitsland nog eens 13 maal op rij.
Een jaargenoot van Katalanier was het Alkemade-fokproduct Kiel 1.28,4 (ook van Dynamic), die in Den Haag nog voor de
melkwagen van J. Knijnenburg heeft gelopen. Zijn moeder Zypresse 1.26,6 is van David Guy 2.05.1/4 uit de Amerikaanse merrie Bettie Thornton, waar ook de lijn van Epona op teruggaat. Welnu, volgens Gerard Appel is deze Kiel de werkelijke vader van de in 1962 geboren Diogen 1.19,3, destijds een topper van Jan van Dooyeweerd, die meer dan een ton met hem won. Diogen staat officieel als zoon van de hengst Filibustiere te boek. Diogen, als ruin niet startgerechtigd in de klassiekers, won o.m. de Derbyproef; de Prijs der Driejarige Stayers, de Grote Fokkersprijs en de Nederland-Belgie-koers voor vijfjarigen in 1967.
Boven: De "bastaard" Diogen met Jan van Dooyeweerd.
Kitty Noon
De befaamde Belgische pikeur Remi Bals reed op 29 januari 1939 op de baan van Dilbeek de Amerikaanse merrie Kitty Noon van de Belgische stal Gudrun in de Prix d'Helchin en werd daarin met een hoofdlengte geklopt door trainingsgenoot Spencer Gay met Willem Geersen en toebehorende aan Stal Hollandia. Bals, goed bevriend met Geersen, werd door het draverij-comite verdacht van trekken en voor drie maanden geschorst terwijl Kitty Noon voor het leven werd uitgesloten. Bals heeft de beschuldiging altijd met grote klem ontkend en als uiterst onrechtvaardig ervaren. Maar wie was deze Kitty Noon? Ze was in het diepe najaar van 1934 als anderhalfjarige op de Old Glory Sales in New York aangekocht door M. Brunt uit Hilversum, een importeur van automobielen en eigenaar bij Geersen, bij wie Kitty Noon ook in training kwam. Ze was geboren op de Walnut Hall Farm in Amerika als dochter van High Noon 2.02.3/4 uit de Peter Volo-dochter Kitty Volo. Deze Kitty Volo was ook de moeder van de drie jaar oudere hengst Axkit 1.21,8, een van de succespaarden van Willem Geersen en destijds ook eigendom van Stal Gudrun en later een uitstekend vaderpaard. Kitty Noon was een beste draver, met Remi Bals had ze in 1938 op de baan van Oostcamp 1.24,1 getoond over 2550 meter. Door de levenslange uitsluiting was Kitty Noon dus verloren voor de sport en de fokkerij. Maar het is kennelijk anders gelopen. Want in 1942 werd door Willem Geersen vanuit Belgie de Franse merrie Nitouche IV, drachtig van Axkit, ingevoerd. Met grote stelligheid wordt beweerd dat deze merrie in werkelijkheid Kitty Noon was, voorzien van valse papieren. Het resultaat, de in 1943 geboren merrie Kaiserin, was derhalve een inteeltproduct: halfzuster maal halfbroer. Ze viel op de baan met een record van 1.44,2 zwaar tegen, maar in de fokkerij deed ze het, eerst bij A.P. Kaiser te Amsterdam en later bij N.J. van Reeuwijk te Hoofddorp, uitstekend. 10 van haar 13 producten kwamen met redelijk succes in de baan. Verscheidene tonwinnaars komen uit deze lijn: Cherie Spencer, Tempo Rara, Vesins la Fusee, Zonnestraaltje, Henny Swagerman en Joupy Sunshine.
Boven: Zonder de illegale Kitty Noon hadden we geen Cherie Spencer gehad.
Dubbelgangers
Alle bovengenoemde voorbeelden betreffen gevallen, waarbij meestal consciëntieuze fokkers geprobeerd hebben om goed, maar "verboden", bloed voor de fokkerij te behouden. Anders ligt het bij opzettelijke verwisseling van koerspaarden met de bedoeling om er munt uit te slaan, hetzij in de vorm van prijzengeld, hetzij als winst bij totalisator of bookmakers. Dan is er sprake van regelrechte fraude. De Engelsen benoemen zulke dubbelgangers met de term ringer, waarvan de betekenis behalve klokkenluider ook "het evenbeeld zijn van" is. Een der oudst bekende voorbeelden uit de drafsport is dat van de Amerikaanse merrie Nellie Kneebs. Aan het eind van de 19-de eeuw stonden de vakbladen vol van deze affaire. In het voorjaar van 1893 kwam de Amerikaanse dravertrainer Robert Thomas Kneebs uit Wokefield met zijn recordloze achtjarige merrie Nellie naar Europa. De merrie stond zeer gunstig in de koers en won zijn starts in Hamburg en de Berlijnse banen Weissensee en Westend met speels gemak. Men kreeg echter argwaan, ook al omdat de eigenaar steeds weigerde zijn merrie te laten fotograferen. Sommigen, die in Amerika waren geweest, meenden in Nellie zelfs een andere draver van Kneebs te herkennen, de in 1885 geboren klassemerrie Bethel. Kneebs hield echter bij hoog en laag vol dat Bethel in Amerika was. Het werd een rechtszaak en het openbaar ministerie stuurde zelfs een hoogleraar in de veeartsenijkunde naar Amerika om zich te overtuigen van de aanwezigheid van Bethel aldaar. Dat bleek niet het geval.
Bovendien bleek uit een brief van de zoon van Kneebs aan zijn vader dat Bethel in Europa verbleef. Kneebs werd in 1896 door het hooggerechtshof in Leipzig veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf en een geldboete van 1000 Mark en tot het betalen van de kosten van het geding. Zijn 13 maanden preventieve hechtenis werden hem voor zeven maanden van de opgelegde straf toegerekend. Bovendien werd de merrie Bethel verbeurd verklaard.
Boven: Dit is de merrie Bethel, die een Amerikaans record had van 1.16¼,
maar in Duitsland als de recordloze Nellie Kneebs werd ingevoerd.
Weeskind SW
In ons land hadden we in de jaren dertig van de vorige eeuw een soortgelijke opzettelijke verwisseling. Op 23 september 1934
werd de Herfstprijs, een prijzendraverij voor vierde klassers in het Groninger Stadspark, door de pikeur Jan Kruithof met verbluffend gemak gewonnen met de vijfjarige merrie Weeskind SW van stal Woudestein uit Rotterdam in de tijd van 1.34,2. Er rees
onmiddellijk twijfel over de identiteit van Weeskind SW, die ook al niet aan het defilé had deelgenomen, en een van de deelnemers aan dezelfde draverij, de destijds bekende eigenaar-rijder Pier Kramer, meende in Weeskind SW de achtjarige importmerrie Olympia te herkennen. Olympia was een eersteklasser met toen een record van 1.25,6. Kruithof was intussen met zijn paard al naar zijn Rotterdamse entrainement vertrokken, maar bij Zwolle werd zijn vrachtauto van de weg gehaald. De verwisseling bleek een feit, waarbij men met behulp van de verfkwast de gelijkenis nog een handje geholpen had. Kruithof werd door het draverij-comité voor het leven geschorst en Weeskind SW werd uitgesloten tot 1 januari 1937. Bovendien kwam de zaak voor de burgerrechter, waarbij zowel Kruithof als eigenaar J.D.M. Schuijl veroordeeld werden tot twee maanden gevangenisstra£ De diskwalificatie van Kruithof , die inmiddels verpleegd werd in de Haagse Rudolf Steiner psychiatrische kliniek, werd op 10 maart 1938 opgeheven. Kruithof rehabiliteerde zich sportief door in 1938 gelijk rijderskampioen te worden. De affaire had een stimulerend effect op het regionale culturele leven. Want in de winter 1934/1935 verwierven de dames Wieringa op het balmasqué in de Harmonie te Groningen een eerste prijs in het nummer paren origineel als Weeskind SW = Olympia.
Boven: Dit is de verwisselde merrie Olympia, die hier op 1 nov. 1936 met haar latere
eigenaar Th.L. v.d. Sande een heerrijderskoers op Duindigt wint.
Leonardo L
Van vrij recente datum is de opzettelijke verwissling van de Belgische dravers Gouverneur en Leonardo L. In de zomer van 1997 kwalificeerde de trainer Ao. de Wrede de door hem van de gebroeders Leyn gekochte Belgische driejarige hengst Leonardo L in Wolvega in de goede tijd van 1.19,4. Bij controle door een NDR-functionaris bleken de aftekeningen en het chipnummer van het paard overeen te komen met de gegevens van Leonardo L op het uitvoercertificaat. Vervolgens won Leonardo L, lopend voor stal MB, op
Wolvega en in Hilversum als favoriet tegen lage cotes, de laatste koers in een km. tijd van 1.17,0. Kort daarna werd het paard
weer naar Belgie uitgevoerd. Er werd al gespeculeerd dat de Wrede dat jaar een kanspaard had in zowel de Belgische Darby (met Leonardo L) als de Nederlandse Derby (met zijn uitstekende driejarige Liquidity BP). In Belgie had men echter bij de uitvoer
bloed afgenomen van het paard en daar bleek bij onderzoek dat Leonardo L in werkelijkheid de achtjarige Gouverneur was en al een winsom van f 50.000 had. Er kwam vast te staan dat de eigenaars de paarden bij het inbrengen van de chips opzettelijk verwisseld hadden en ze werden door de Nationale Federatie van Belgische Paardenwedrennen voor het leven uitgesloten. In Nederland werden Leonardo L de beide overwinningen weer afgenomen en de Wrede werd door het tuchtcollege ter verantwoording geroepen, waarbij de gevolmachtigde van de NDR levenslange uitsluiting als deelnemer eiste. Ao. de Wrede, die geheel te goeder trouw gehandeld zou
hebben, werd echter zowel door het tuchtcollege als door de Raad van Appel vrijgesproken, ook al achtte men het onwaarschijnlijk dat hij het verschil tussen een achtjarige en een driejarige niet had opgemerkt. "Leonardo L" startte uiteraard niet in de Belgische Darby. Liquidity BP wel in onze eigen Derby, echter zonder succes en korte tijd later werd hij zonder papieren verkocht naar Italië. Volgens geruchten zou hij daar als "ringer" in het niet officiële circuit zijn carrière vervolgd hebben. Een
gang van zaken die uitstekend aansluit bij de strekking van het besproken onderwerp.
Boven: De latere 'ringer' Liquidity BP, hier in Wolvega met zijn trainer Aonne de Wrede.
NB: In dit artikel zijn alleen de bij Durk Minkema bekende vervalsingen beschreven. Reken er maar op dat er in die oude tijden nog veel meer illegale praktijken zijn voorgevallen. Dat is nu gelukkig voorbij.
terug naar de artikelen
terug naar het Nieuws
© Copyright Fokkersvereniging