door Hans Huiberts
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de Breeders special 2007 van
het blad "Draf&Rensport"
De X-factor is heel actueel. In het gelijknamige TV-programma werd de mooie
Sharon op 24 februari j.l. door het Nederlandse publiek tot winnares gekozen.
Met de X-factor wordt in dit programma bedoeld dat de deelnemer met deze factor
niet alleen een goede zangstem heeft, maar ook persoonlijkheid, presentatie,
uitstraling, charisma. In de fokkerij van Harddravers, Engelse - en Arabische
volbloeds en Quarter Horses wordt al een tiental jaren gesproken over de X-factor
en hier gaat het over iets heel anders: een genetische factor, die op een geslachtschromosoom
kan voorkomen en zorgt voor een groter dan gemiddeld hart. Het gaat om het vrouwelijke
X-chromosoom, vandaar de naam de X-factor. Paarden, die deze factor bezitten,
kunnen uitgroeien tot supercracks of er moeder van worden. Een fokker, die succes
wil hebben, zal zich hierin moeten verdiepen. Het geeft geen garanties, maar
wel veel grotere kans op succes. Fokken wordt hiermee nog minder gokken en het
bestuderen van bloedlijnen wordt er alleen maar boeiender door.
In de zomer van 1973 kwamen veel inwoners van de USA in de ban van een grote
voshengst, een Engelse Volbloed, die spelenderwijs al zijn races won. In een
nationale TV-uitzending zagen ze de driejarige Secretariat met 31 lengten voorsprong
de derde poot van de Triple Crown winnen. De anderhalve mijl van de Belmont
Stakes had hij onaangespoord in een recordtijd gelopen. Dit was een paard van
een andere wereld. Zestien jaar later vond men het geheim van dit wonderpaard,
toen er autopsie op zijn lichaam werd gepleegd, nadat men hem wegens laminitis
had moeten laten inslapen. Hij bleek een reuzenhart van wel 10 kg te hebben,
bijna drie keer zo zwaar als een normaal paardenhart! De Amerikaanse journaliste
en onderzoekster Marianna Haun is altijd één van de grootste fans
van de voshengst geweest en heeft hem ook na zijn koerscarrière vaak
bezocht. Na de ontdekking van het reuzenhart is zij op zoek gegaan naar mogelijke
verklaringen en heeft haar bevindingen in een populair-wetenschappelijk boek
beschreven, met als titel "de X-factor". Het is uitgebracht in 1996
en een uitvoeriger versie in 2001. Mijn verhaal is korte samenvatting van deze
boeken.
De onverslaanbare Eclipse
Eén van de beste renpaarden ooit is de in 1764 geboren Eclipse. In die
jaren was het in Engeland een traditie om van de grote cracks alleen het hoofd,
het hart en de voeten te begraven en de rest gewoon op te eten. Daarom werd
Eclipse na zijn dood in 1789 opengesneden en ontdekte men dat hij een extreem
groot hart had van zo'n 6,5 kg. Een gemiddeld renpaardenhart weegt ca. 4,0 kg.
Een ander voorbeeld. In 1932 hadden Australische wetenschappers na de mysterieuze
dood van het wonder-renpaard Phar Lap zijn hart gewogen op 6,5 kg. Dit grote
hart is nog steeds in het Australisch National Museum in Canberra te zien. De
rivaal van Secretariat in 1973 was Sham en diens hart bleek 8,2 kg te wegen.
Sham was daarmee uniek, maar had de pech precies in zijn jaargang een paard
met een nog groter hart tegen te komen. Men wist dus al heel lang dat er een
relatie bestaat tussen de grootte van het hart en de prestaties op de baan,
maar het was jammer genoeg onmogelijk om van een levend paard zijn hart te wegen.
Het opengesneden reuzenhart van Phar Lap
Vooral in Australië en Denemarken is in de tweede helft van de vorige
eeuw veel onderzoek op dit gebied gedaan. In 1953 gebruikte de Australische
wetenschapper Steel voor het eerst electrocardiografie (ECG) bij zijn onderzoek
naar hartproblemen bij renpaarden. Bij toeval ontdekte hij grote verschillen
tussen de top-renpaarden en de mindere goden. Hij introduceerde het begrip hart-score,
een getal dat een resultante is van het hart-gewicht, het slag-volume (liters),
de opbrengst (liters/minuut) en de spierkracht. Aan het eind van zijn 10 jaar
durend onderzoek had hij de gegevens van 2.500 renpaarden verzameld en het verband
tussen de hart-score en de prestaties op de renbaan aangetoond. Er is tevens
een bijna rechtlijnig verband aangetoond tussen de hart-score en het hart-gewicht.
De score loopt van 100 bij een gewicht van 3,0 kg tot 160 bij een gewicht van
7,8 kg. De hart-score van 160 is ongeveer het hoogste dat gemeten is (bij Mill
Reef en enkele anderen), als men de echte uitzonderingen Secretariat en Sham
buiten beschouwing laat.
De Australiërs kwamen tot de conclusie dat 89 % van de top Volbloeds een
hoge hart-score had en dat 25 % van de totale populatie een hoge hart-score
had.
Deense onderzoekers deden een gelijksoortig onderzoek bij harddravers en kwamen
tot dezelfde conclusies. Zij toonden een verband aan tussen de hart-score en
de gemiddelde winsom. Paarden met een hart-score van 120 wonnen iets meer geld
dan die met een hart-score van 110. Paarden met een hart-score van 130 wonnen
ruim twee keer zoveel geld als die met een hart-score van 120. De winsom gaat
dus sterker omhoog met de hart-score. Dat komt natuurlijk doordat paarden met
een echt groot hart de hoger gedoteerde koersen winnen. Een andere conclusie
is dat hengsten gemiddeld een iets (3 à 5 %) hogere hart-score hebben
dan merries en dat de hart-score met de leeftijd oploopt van gemiddeld ca. 97
als tweejarige tot 110 als vijfjarige. De Denen hebben ook een onderzoek gedaan
bij de 8 topcracks, die in 1979 deelnamen aan de Copenhagen Cup. Dit leverde
hart-scores op tussen 124 en 152 en dit is aanzienlijk hoger dan dat van een
gemiddelde harddraver. Een hart-score onder de 103 wordt gezien als laag, van
104 tot 116 als normaal en boven de 120 als hoog. Scores van 140 en hoger vindt
men zelden en dan meestal alleen bij zeer succesvolle koerspaarden.
Het lijkt allemaal logisch: hoe groter het hart, des te meer bloed er wordt
verpompt en des te beter het paard kan presteren. Het bijzondere is dat de hartgroottes
bij renpaarden onderling en ook bij harddravers zoveel kunnen verschillen. Men
ging zich afvragen of hier een erfelijke factor in het spel was. De Australiërs
dachten dat het een geslachtsgebonden eigenschap was, omdat het door de moeder
aan haar zoon of dochter leek te worden doorgegeven. Het werd in de loop van
het onderzoek steeds duidelijker dat zij gelijk hadden. Secretariat en Sham
hadden dezelfde grootvader aan moederszijde, nl. de fameuze Broodmare-sire Princequillo.
De eigenschap lag verscholen op het vrouwelijke geslachts-chromosoom, het X-chromosoom.
Het begrip X-factor was geboren.
Nu eerst een stukje theorie, min of meer een herhaling van wat ik drie jaar
geleden in een artikel heb geschreven, maar het is onontbeerlijk voor een juist
begrip van de X-factor. Een individu bestaat uit miljarden cellen, die allemaal
hetzelfde erfelijke materiaal bevatten. De mens heeft 23 paren chromosomen in
zijn cellen als erfelijkheidsdragers en het paard 32 paren. Chromosomen zijn
minuscule dunne spiraaltjes van de chemische stof DNA, waarop zich duizenden
knoopjes bevinden van dezelfde stof: de genen. Elke cel bevat wel meer dan 100.000
genen, die de volledige erfelijkheid van het individu omvatten. De omgeving
en de buur-cellen bepalen welke genen actief worden en of een groepje cellen
uitgroeit tot bijv. de maagwand, een spier of een oor.
Een cel (linksboven) bevat een celkern (blauw getekend),
waarin chromosoomparen zweven in het celplasma.
Op de voorgrond een uitvergroot chromosoompaar.
Een chromosoom kan worden voorgesteld als een telefoonsnoer,
waarvan de draad een dubbele spiraal is. Dit is het DNA.
Als alle spiralen uit een minuscule celkern worden
uitgetrokken en achter elkaar gelegd, onstaat een
DNA-draad van wel 2 meter lang.
Een chromosoom verder uitvergroot.
Tussen de twee concentrische spiralen bevinden zich
verbindingen van vier basen (chemische stoffen):
Adenenine, Cytosine, Guanine en Thymine.
Nog iets verder ingezoomd:
Cytosine combineert altijd met Guanine
en Adenenine altijd met Thymine.
Alleen de volgorde van de verbindingen wijzigt steeds.
Een groepje van dergelijke verbindingen vormt een
erfelijke eigenschap en noemt men een gen.
De chromosoom-paren zijn verschillend van vorm en lengte. Na cel-deling in de
voortplantings-organen bevatten de zaad- en eicellen van het paard 32 enkele
chromosomen. Bij de bevruchting passen deze precies op elkaar en worden nieuwe
paren gevormd. Bij het groeien van het embryo verdubbelen zich eerst de chromosomen
in een cel, waarna de cel zich splitst en elke cel dus weer 32 chromosoomparen
bevat met precies dezelfde samenstelling. De groei gaat steeds sneller, want
na de eerste splitsing zijn er 2 cellen, vervolgens 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256,
etc. De eigenschappen van het nieuwe wezen worden bepaald door de combinatie
van de bij elkaar behorende genen, die zich op de chromosoomparen bevinden en
waarvan de ene van de vader en de andere van de moeder komt. Sommige genen of
combinaties zijn dominant, andere juist recessief of neutraal.
Eén van de chromosoomparen in de cellen bevat de twee geslachts-chromosomen,
die zo worden genoemd omdat ze het geslacht van het individu bepalen. Bij de
productie van zaadcellen krijgt de helft van alle cellen een zgn. X- en de andere
helft een Y-chromosoom mee. Eicellen bevatten altijd een X-chromosoom. Door
de combinatie wordt het geslacht bepaald: de man heeft de XY-combinatie en de
vrouw XX.
De geslachtschromosomen. Vrouwen hebben XX en mannen XY.
Een eicel heeft altijd X en een spermacel X of Y.
De spemacel bepaalt dus het geslacht van de nakomeling.
Y-chromosoom
Het mannelijke dier krijgt zijn X-chromosoom altijd van zijn moeder en het Y-chromosoom
van zijn vader, die het van zijn vader kreeg, etc. Alle Amerikaanse gefokte
hengsten en de meeste Franse hebben dus Y-chromosomen, die kopieën zijn
van die van hun gemeenschappelijke voorvader Hambletonian 10, die het op zijn
beurt van stamvader Darley Arabian heeft gekregen. Onderweg van toen naar nu
kunnen hier en daar wel mutaties (beschadigingen of veranderingen) zijn opgetreden
bijv. verminderde vruchtbaarheid in bepaalde takken of een andere hormoonwerking.
Er is dus één Y-lijn die van vader op zoon doorgaat.
Hambletonian 10 met zijn eigenaar van Nederlandse afkomst
William Rysdyk. Alle Amerikaanse en de meeste Franse dravers
stammen in de rechte vaderlijn af van deze hengst.
Zij hebben dus een copie van zijn Y-chromosoom,
behoudens mutaties.
X-chromosoom
Merries hebben de XX-combinatie en krijgen van beide ouders een X-chromosoom,
één van de moeder en de andere van de vader, die het van zijn
moeder kreeg. Hier schuilt dus het belang van de Père-de Mère
(moeder's vader): hij geeft het X-chromosoom van zijn moeder aan zijn dochters
door. De X-lijnen in een stamboom vertakken naar voorgaande generaties steeds
verder. Zie figuren 1 en 2 hieronder.
Het Y-chromosoom is klein en bevat weinig meer dan de mannelijke geslachtskenmerken.
Hambletonians invloed via zijn Y-chromosoom op de huidige generaties is dus
te verwaarlozen. Het veel grotere X-chromosoom bevat veel meer eigenschappen
en is van levensbelang. In de paardencel is de X- de op één na
de grootste chromosoom. Als door een foutieve gang van zaken de bevruchte cel
geen X-chromosoom bevat en alleen een Y-chromosoom, is deze begin-cel niet levensvatbaar.
Andersom, met alleen één X-chromosoom (dus zonder Y) gaat het
wel goed en dan ontstaat een vrouwelijk wezen. Recent is aangetoond dat het
X-chromosoom van de mens erg lijkt op dat van apen, paarden, honden, muizen
en de andere zoogdieren. Dit wil niet zeggen de eigenschappen precies gelijk
zijn, maar dat bepaalde eigenschappen voor bijvoorbeeld het hart en het bloed,
zowel bij de mens als bij het paard op dit chromosoom zijn te vinden. Er zitten
heel belangrijke eigenschappen op het X-chromosoom en defecten kunnen afwijkingen
of ziekten als spierdystrofonie en hemofilie (bloederziekte) veroorzaken. Omdat
vrouwen twee X-chromosomen hebben, compenseert het goede X-chromosoom voor het
defecte. Mannen hebben echter maar één X-chromosoom en krijgen
de ziekte als ze een defect X-chromosoom van hun moeder hebben gekregen. Koningin
Victoria was draagster van genoemde bloederziekte, maar zij leed er zelf niet
aan. Eén van haar vier zoons kreeg wel hemofilie en ook haar achterkleinzoon,
de Russische kroonprins Alexis, die het defect via zijn moederlijn had gekregen.
Een merrie is draagster van een dubbele X-factor als haar beide X-cromosomen
de factor bevatten. Al haar kinderen krijgen dan deze factor. Als een merrie
de factor alleen op één van de beide chromosomen heeft, is er
50 % kans dat een veulen de factor van haar heeft gekregen. Bij een zoon zou
men zijn hart-score kunnen laten meten of uit zijn bijzondere prestaties kunnen
concluderen dat hij X-drager is. Bij een dochter is dat lastiger omdat zij twee
X-chromosomen heeft. Een dekhengst, die de X-factor heeft, geeft deze aan al
zijn dochters door en aan geen van zijn zoons. Daarom had Secretariat geen bijzonder
goede zoons, maar was hij wel een uitstekende Broodmare-sire.
In-activatie X-chromosoom
Tijdens de vroege ontwikkeling van het vrouwelijke embryo zal in elke cel een van de twee X-chromosomen willekeurig geïnactiveerd worden. In de ene cel zal dit dus het ene X-chromosoom zijn, in een andere cel het andere. Dit heet X-inactivatie of Lyonisatie. Het geïnactiveerde X-chromosoom blijft echter nog voor ongeveer 10% tot 15% actief. Dit komt ongeveer overeen met het aantal actieve genen op het Y-chromosoom. Zodoende zijn er bij mannen en vrouwen evenveel actieve geslachtsgenen. Het inactieve X-chromosoom is daarna microscopisch zichtbaar als een zgn. Barr-lichaampje aan de rand van de celkern. Men denkt dat de inactivatie van een van de X-chromosomen nodig is, om ervoor te zorgen dat de X-chromosomen niet té actief worden in de cel, maar hierover is nog niet alles bekend.
Bij een 50% X-merrie kan het zijn dat
de X-factor in de ene cel actief is en in de naastgelegen cel(len) niet. Dat
maakt de herkenning van de X-factor er niet eenvoudiger op. Merries kunnen dus
wel draagster en doorgeeftser zijn, zonder dat ze zonder dat ze zelf grote prestaties
hebben geleverd. Voor hengsten gaat dit in-actief worden niet op omdat ze maar
één X-chromosoom hebben.
Ter illustratie staan hieronder twee pedigrees, van een hengst
en van een merrie. Daarin is:
YX is een hengst die zijn Y aan zijn zoon geeft
XY is een hengst die zijn X aan zijn dochter geeft
XX is een merrie die één van haar twee X-en aan haar zoon of dochter
geeft
In rood gekleurd zijn de X-lijnen waarlangs de X-factor
kan lopen, als de hengst of merrie drager is.
Zwart gekleurde dragers van de X-factor tellen in
deze stamboom niet mee.
Boven: Stamboom 1 van een hengst.
Boven: Stamboom 2 van een merrie.
Uit het feit dat er zulke grote verschillen zijn in de hart-grootte bij renpaarden, werd geconcludeerd, dat dit een genetische mutatie (afwijking, verandering) moest zijn met een gemeenschappelijke oorsprong. Die oorsprong is te vinden als in de stambomen van de dragers van het grote hart via de X-lijnen een gemeenschappelijke voorouder is te vinden. Men kwam o.a. uit bij de topmerrie Pocahontas (geboren 1837) en bij Eclipse. Inmiddels zijn veel meer X-dragers en draagsters bekend. Men beweert dat bij de harddravers o.a. stamvader Messenger (geb. 1780) via zijn dochters zorgde voor het grote hart. Hij kreeg het via zijn overgrootvader Regulus, die tevens de Broodmare-sire van Eclipse is. Oorspronkelijk is de X-factor binnengebracht bij de import van de Arabische, Berberse en Turkse Volbloeds in Engeland. Vanuit die oertijd kan men de X-factor volgen wanneer men het bewijs heeft dat hij ergens is tevoorschijn gekomen. Maar het belangrijkste voor ons is te weten welke paarden in de tegenwoordige tijd drager of draagster zijn.
Bij een meting op Castleton Farm bleek de fokmerrie Flory Messenger (1.16,1
- € 35.600) een hoge hart-score van 140 te hebben. In tegenstelling tot
haar moeder bleek zij een enorme vererfster. We kennen allemaal haar zoons Express
Ride (€ 1.030.000), Avant Courier (€ 20.000), Carry the Message (€
206.000), Express It (€ 93.000), Harry's Bar (€ 303.000), Wired Pine
(€ 78.000) en International Chip (€ 151.000). Laatstgenoemde was haar
vijftiende en laatste product, dat ze als 20-jarige ter wereld bracht. Tussendoor
bracht zij ook nog twee merries en drie hengsten, die niets of nauwelijks iets
hebben gepresteerd, wat nog niet wil zeggen dat deze het grote hart van hun
moeder niet hebben geërfd. Van de vorig jaar overleden Express Ride weten
we zeker dat hij drager was en dat hij zijn moeders X-factor niet heeft doorgegeven
aan zijn zoons, maar wel aan al zijn dochters. Hij is dus vooral een veelbelovende
Broodmare-sire. Hetzelfde zou ook voor zijn (half)broers kunnen gelden. Express
Ride heeft zoals we weten ook uitstekende zoons gebracht (Virgill Boko), maar
heeft hierbij de hulp gehad van uitstekende fokmerries. Dat heeft elke dekhengst
nodig om te slagen.
Zonder dat de hart-score bekend is, wordt in het boek "The X-factor"
gemeld dat hele bijzondere koersmerries als Moni Maker, Continental Victory
en Peace Corps zekere X-draagsters zijn, evenals de bekende Broodmare-sires
Peter the Great, Mr. McElwyn, Spencer, Blaze Hanover, Florican, Volomite, Noble
Victory, Star's Pride, Bonefish, Arnie Almahurst, Speedy Scott, Speedy Count,
Speedy Crown, Super Bowl, Valley Victory, Pine Chip, Mr. Lavec, etc.
Boven: Moni Maker.
Boven: Pedigree van Moni Maker.
Ter illustratie tonen we nog de pedigree van Moni Maker. De X-lijnen zijn zwart
doorgetrokken. Haar grote hart kan van verschillende kanten komen: X-dragers
zijn Speedy Crown, Bonefish, Speedy Count en Noble Victory, waarmee het hele
X-gedeelte bijna is afgedekt! Ook Claire Sampson, de vijfde moeder, rechts onderin
was een topper, met een X-oorsprong. De kans is dus groot dat Moni Maker de
X-factor dubbel heeft op beide X-chromosomen. Gezien haar prestaties lijkt dat
ook logisch.
In Frankrijk is nog niet zoveel aandacht besteed aan de X-factor, maar gezien
het geweldige uithoudingsvermogen van de Franse draver moet de factor wijd verbreid
zijn. Ook in Frankrijk zijn bij het creëren van het draverras veel Arabische
en Engelse Volbloeds gebruikt. Het zou interessant zijn om de hart-scores van
de Amerikaanse en Franse dravers eens naast elkaar te zetten. De namen van belangrijke
X-draagsters zijn wat mij betreft bij voorbaat al bekend: Uranie, Sa Bourbonnaise,
Infante II, Roquépine, Gélinotte, Ozo, Une de Mai, de Engelse
Volbloed Gladys, Arlette III, Dourga II, Ua Uka, Nesmile, Tahitienne, etc. Maar
natuurlijk ook Ourasi, Jag de Bellouet en onze Hairos II!
In de Nederlandse fokkerij was Heres een waarschijnlijke X-drager. Hij blonk
vooral uit met zijn dochters.
Met de bovengenoemde bekende dekhengsten zou je kunnen concluderen dat er in
de Amerikaanse fokkerij bijna geen paard meer is te vinden zonder de X-factor.
Dit is echter niet waar. Hier speelt de moederskant een belangrijke rol omdat
merries twee X-chromosomen hebben, waarvan er één de X-factor
mogelijk ontbeert. Stel dat Claire Sampson, rechts onderaan in de stamboom van
Moni Maker, een heel klein hart zou hebben gehad, dan zou haar lage hart-score
via de moederlijn op één van Moni Maker's X-chromosomen terecht
kunnen zijn gekomen (het hoeft niet). En dan had zij de Prix d'Amérique
niet gewonnen.
Ook moederlijnen zijn dus heel belangrijk, maar dat wisten wij al langer.
In het boek van Marianna Haun worden hart-scores van 120 en hoger aan de X-factor
toegekend. Stel dat Star's Pride en Speedy Crown een hart-score van "slechts"
125 hebben gehad. Dan wordt het een stuk ingewikkelder om met zulke hengsten
een paard te fokken met een hart-score van boven de 140. Het mooiste is als
er toch enkele aanknopingspunten zijn, dichtbij in een stamboom. Flory Messenger
moet haar 140 toch ergens vandaan hebben. Zij is een aanbeveiling voor haar
vader Arnie Almahurst, haar broodmare-sire Florican en overgrootvader Star's
Pride. Hoe meer metingen en dragers bekend zijn, des groter wordt het inzicht.
Er worden in het X-factor-boek veel hart-scores genoemd van renpaarden en er
zijn weinig metingen gedaan bij harddravers. Dat is jammer voor ons. Hopelijk
wordt hier in de toekomst nog onderzoek naar gedaan.
Ik ben op het internet nog op zoek gegaan naar de Deense metingen van de Copenhagen
Cup in 1972, omdat ik benieuwd was welk paard de score van 152 had. Ik heb het
niet kunnen vinden.
Het beste bewijs van het bezit van een groot hart zijn de cracks, die de topkoersen
over de midden-afstand en langer wisten te winnen. En dan niet de toevalsproducten,
maar de paarden die hun voorname X-afkomst op de drafbaan hebben bewezen. Niemand
zal erdenk ik aan twijfelen dat Jag de Bellouet een zeer groot hart heeft. Ik
ben ervan overtuigd dat hij dat heeft gekregen van zijn grootmoeder Ua Uka.
Jag zal ongetwijfeld een goede père-de-mère worden. Men moet,
denk ik, voorzichtig zijn als er in een stamboom hengsten op een X-lijn staan,
die zich niet op de baan op het hoogste plan hebben bewezen.
We moeten ons wel blijven realiseren dat het in de fokkerij niet alleen om
de X-factor gaat en dat er naast de geslachts-chromosomen nog 31 andere paren
chromosomen in de cellen van het paard zitten. Op deze chromosomen zitten andere
eigenschappen, die voor een koerspaard van minstens even groot belang zijn.
Aan een paard met een groot hart, maar met korte benen, slappe pezen en een
slecht karakter heb je niets. Maar omgekeerd, aan een ideaal gebouwd dier met
vechtlust en een klein hartje heb je ook niets! Een topper moet van alles het
beste hebben en hierbij speelt het X-chromosoom blijkbaar een heel belangrijke
rol. Het interessante hiervan is dat de X-factor in veel gevallen in de pedigrees
is te traceren en redelijk veel voorkomt.
Inteelt op de X-factor en andere X-eigenschappen helpt alleen als dat op de
X-lijnen gebeurt. Voor de eigenschappen op de andere chromosomen werkt de inteelt
altijd.
Het Australische onderzoek wees uit dat een hoge hart-score zo'n 23 % van de
mogelijkheden van een renpaard bepaalt. De rest komt van andere factoren zoals
de bouw van het paard, de training, de voeding, etc. De vaderpaarden spelen
natuurlijk wel een belangrijke erfelijke rol bij zaken als exterieur, hardheid
en koerskarakter.
In de renpaarden-fokkerij bestaan al lange tijd twee fokrichtingen, die voor
de korte en de lange afstand. De sprinters zijn van een ander type dan de stayers
en een oude wijsheid luidt:
- speed x speed geeft korte snelle paarden
- stayer x stayer geeft lange langzame paarden
- speed x stayer geeft een snel paard dat ook de lange afstanden aankan.
Ook in de Volbloedfokkerij geldt dat een sprinter-dekhengst, gekruist met een
stayer-merrie de beste resultaten geeft. Logisch, als je bedenkt dat het uithoudingsvermogen
voornamelijk van de moeder komt. Vertaald naar de draverfokkerij is dat dus
een Amerikaan op een Franse merrie. Omgekeerd kan natuurlijk ook, maar dan moet
de Franse hengst veel speed hebben en de Amerikaanse merrie de X-factor bezitten,
liefst dubbel-op.
Bij de top-volbloedsprinters wordt een grote variatie in de hart-score gevonden,
van laag tot hoog. Voor de sprinters lijkt het minder uit te maken. Bij de echte
topstayers echter vindt men geen lage hart-scores, alleen hoge. In de drafsport
gaat het in Europa dikwijls over 2.000 m en langer en dan kan een groot hart
toch wel het verschil maken, maar dat doet het over 1.609 m op topsnelheid ook
nog wel. De X-factor is iets waar we in de fokkerij terdege rekening mee moeten
houden.
In mijn artikel van drie jaar geleden gaf ik al aan dat naar mijn mening het belang van de vaderpaarden wordt overtrokken. Men praat vooral over de dekhengsten en hun statistieken, alsof zij in hoofdzaak de kwaliteit van een product bepalen. Natuurlijk spelen zij een belangrijke rol, maar zijn erg afhankelijk van de merries, die ze hebben mogen dekken. Daarnaast maakt het nogal verschil of je een vaderpaard beoordeelt op zijn zoons of op zijn dochters. Ik zou heel graag zien dat men in de statistieken dit onderscheid zou maken, vooral in een "merriefokkerij" als de Franse. Dit zou heel leerzaam zijn en een extra bewijs van het grote belang dat de X-factor hierbij speelt.
Als je op het internet naar de "X-factor" bij paarden zoekt, merk
je dat er in andere fokkerijen al lang en veel mee wordt gewerkt. Het is opmerkelijk
dat er in de draverfokkerij zo weinig over bekend is. Hopelijk geeft dit artikel
voor Nederland een ommekeer.
Bronnen:
1. Understanding the power of the X-factor, ISBN 0-929346-68-8 (uitg. 2001)
2. Artikel "Is moeder belangrijker dan vader?", Fokkerijnummer 2004
3. Wikipedia
© Copyright Fokkersvereniging 2007