Ruim 80 geïnteresseerden meldden zich voor het, door de Vereniging van Fokkers van Draverspaarden, georganiseerde symposium met als onderwerp: waarheen met ons twee-jarigen beleid? Het naast de drafbaan gesitueerde Lindecollege stelt jaarlijks haar centrale kantine beschikbaar voor dit evenement, mede dankzij inspanningen van bestuurslid Beint de Groot, zelf door de week werkzaam aan het Lindecollege. Het jaarlijks terugkerende symposium, voorafgaand aan de giganten meeting voorziet duidelijk in een behoefte. De aanwezigen kregen voor een reële entree van Euro 10,= een uitgebreide inleiding van zowel de voorzitter als de genodigde internationale sprekers, hetgeen een leuke discussie met de zaal tot gevolg had. Na de lunch werden de symposium bezoekers in de gelegenheid gesteld de draverijen te bezoeken.
Het bestuur van de actieve vereniging was er in geslaagd een drietal hoogwaardige sprekers te verzamelen, bestaande uit de Nederlandse Fransman Jan Kruithof (L), de Zweedse Fransman Anders Lindqvist (R) en de Nederlandse “Europeaan” Arnold Mollema (M). Voorziter Van Velzen leidde de discussie in met enkele overzichten waaruit de conclusie kon worden getrokken dat het Nederlandse fokproduct qua starterspercentage in de groei zit, namelijk ruim 57% van de in 1999 geboren dravers is gestart. Begin jaren negentig lag dit percentage op ruim 50%, een bewijs van een verbeterende fokkerij. |
gehele jaargang | Jaar van geboorte | Aantal gereg. producten | % gestarte paarden |
  | 1990 | 1.015 | 52% |
  | 1992 | 952 | 50% |
  | 1994 | 817 | 47% |
  | 1996 | 672 | 50% |
  | 1998 | 502 | 55% |
  | 1999 | 537 | 57% |
  | 2000 | 537 | ???? |
Vervolgens werd van de L-jaargang tot de S-jaargang geanalyseerd of de startende tweejarigen gevolgen hadden voor het totaal starterspercentage van deze jaargangen. Opvallend was dat van deze jaargangen van de gestarte 2-jarigen 28% nog koerste als 4-jarige.
tweejarigen | jaargang | percentage starters | % record < 1.20.0 |
  | L | 11% | 46% |
  | M | 12% | 49% |
  | N | 9% | 57% |
  | O | 9% | 62% |
  | P | 13% | 69% |
  | R | 16% | 58% |
  | S | 14% | 53% |
Uit bovenstaand overzicht valt mogelijk af te leiden dat er een groei te bespeuren is van het aantal paarden dat als 2-jarige start en eveneens verbeterd de gemiddelde 2-jarige zich qua snelheid enigszins.
M en O jaargang |   | M-jaargang | O-jaargang |
  | Geregistreerd aantal | 761 | 570 |
  | Gestart als 2-jarige | 94 | 53 |
  | Niet meer gestart als 4-jarige | 37 | 9 |
  | Gestart als 4-jarige | 253 | 250 |
Ondanks een kleiner wordende jaargang blijft het aantal gestarte paarden in absolute zin gelijk. Het percentage in de baan verschenen paarden neemt hier duidelijk toe.
Van de gehele jaargang koerste slechts 20% als 4-jarige. Van de K-L-M-jaargang startte 40% nog als 6-jarige. Gekeken naar de als 2-jarig gestarte dravers viel op dat 4 jaar later nog 32% aan de start kwam.
2-jarige starters van de K-L-M-N-O-jaargang: |   |
Totaal gestart: | 386 paarden |
Niet meer gestart als 4-jarige: | 28% |
tweejarigen met meer dan 5 starts als 2-jarige (van 386): | 132 |
hiervan kwam als 4-jarige niet meer aan de start: | 20% |
Daarnaast nog een overzicht van de K-L-M-jaargang waarbij gekeken wordt naar de 2-jarigen die als 6-jarige nog starten afgezet tegen de gestarte 6-jarigen die als 2-jarigen het koerswezen nog niet hadden opgezocht:
Gestart van de jaargang K-L en M zijn: | 1.161 paarden |
Totaal gestart: | 386 paarden |
Hiervan zijn 459 paarden als zes jarige nog gestart, dit is: | 40% |
Als 2-jarige gestart: | 270 |
Hiervan starten als 6 jarige nog 86 paarden, dit is: | 32% |
Niet als 2-jarige gestart, maar wel later gestart: | 891 |
Hiervan starten als 6-jarige nog 373 paarden, dit is: | 42% |
Als 2-jarige gespaard realiseerde nog 42% een start als 6-jarige. Een gevolg van het kapot rijden van jonge paarden? Of zouden zaken als “op winsom staan” deze cijfers vertroebelen? Van Velzen liet hiervoor graag de discussie aan de sprekers.
Jan Kruithof complimenteerde de Nederlandse draverfokkerij met het uitmuntende starterspercentage van ruim 50%. “In Frankrijk halen we een percentage van ruim 5%, schandalig laag vergeleken met uw prestatie.”, aldus Kruithof. Eén probleem in Frankrijk is dat we veel te veel paarden hebben. Als je wilt starten moet je de eerste start bij de eerste vijf zijn, lukt dat niet dan wordt je vervolgens keer op keer uitgeloot. De beste paarden, met de beste laatste resultaten, krijgen voorrang in Frankrijk. Kruithof vervolgt: “Jean Pierre Dubois heeft veel visie getoond door vroeg te starten, de Amerikaanse invloeden te gebruiken en op vroegrijpheid te selecteren. Zijn resultaten zijn er ook naar. Starre regelgeving leidt ertoe dat hij nu vastloopt, hij kan niet nog meer Amerikaanse invloed inbrengen. Voor de fokkerij is het noodzakelijk dat paarden een record hebben en niet te laat worden aangewend voor de fokkerij. Paarden waar mee gewacht wordt en die zich later ontplooien zijn veelal “gemaakte” paarden. Ze hebben de longen en de kracht maar niet de souplesse. Deze paarden blijken later ook weinig toe te voegen aan de fokkerij.”. Starten met jonge paarden is dus noodzakelijk en dat kan ook in Frankrijk, de winsom is geen beletsel, men kan tot 6 jaar terecht in leeftijdskoersen waar voldoende is te verdienen.
“Het later starten dan als 2-jarige is een straf voor de fokker, die zijn paarden zo vroeg mogelijk wil zien starten. Dat verhoogt de waarde van zijn producten” zo begon Mollema zijn betoog om te vervolgen: “Snelle selectie, snel weten wat een paard kan en economisch kijken naar de training van jonge dieren. Jonge merrie geven meer mee dan oude merries, dus een korte carrière stimuleert de fokkerij.” Mollema, die van mening is dat oude merries “minder mee te geven hebben aan hun veulens” gaf wel aan dat dit nimmer met onderzoek is aangetoond. Het vroeg trainen van 2-jarigen is essentieel, de kwaliteit van de trainer is van groot belang, want deze dient uit zijn 2-jarigen de betere paarden te selecteren. De paarden die nog niet sterk genoeg zijn moeten een kans hebben, wie anders dan een trainer kan dit goed beoordelen. Eigenaren willen echter vroeg koersen, ze hebben een draver aangeschaft om deze te zien koersen. Mollema stelde vervolgens dat het seizoen voor onze 2-jarige te lang is, hij stelde voor aan te vangen medio juni en voor december te stoppen. “De jonge paarden lopen in december de ene week in de blubber, de andere moeten ze koersen op een keiharde bevroren baan, dit is slopend voor zo’n jong gestel.” zei Mollema om te besluiten met: “In Nederland is, ondanks de kleine jaargangen veel kwaliteit, dit kan ik afmeten aan mijn internationale ervaringen. De selectie in onze fokkerij maakt dat onze fokkerij kwalitatief van goed niveau is.”
Anders Lindqvist, acht jaar geleden vanuit het hoge noorden van Zweden verhuisd naar Frankrijk heeft de eerste helft van zijn carrière veel gekoerst met koudbloed paarden. Dit ras is absoluut ongeschikt om als jong paard aan te pakken, koersen met 2-jarigen is dan ook onmogelijk. In Zweden is het moeilijk om met 2-jarige paarden te starten en slechts enkele trainers hebben zich hier op toegelegd. Echter tegenwoordig moet je om mee te kunnen komen met jonge paarden beginnen. De Amerikaanse fokkerij is echter doogeschoten in haar beleid te koersen met jonge paarden, daar beginnen zaken als verregaande inteelt nu tot problemen te leiden. In Frankrijk daarentegen is een grote diversiteit met veel startmogelijkheden op verschillende niveaus. Starten als 6- of 7-jarige hoeft daar geen beletsel te zijn om nog veel geld te verdienen. Daarnaast is het beleid in Frankrijk er ook op gericht met oudere paarden lang door te koersen omdat deze een hoge naamsbekendheid hebben. Dat is nodig voor de publieke herkenning en daarmee het spel op o.a. de Tierce-koersen.
Diverse vragen en discussies volgen op de inleidingen en hierbij kwam ook het zweepgebruik aan de orde. Sprekers waren voorstander van het gebruik van de zweep, de één in minder mate dan de ander, maar als corrigerend middel is gebruik af en toe noodzakelijk. De vraag of de ultime test, de draversderby, niet over een te lange afstand werd verreden, immers onze fokkerij is gericht op snelheid en de middenafstand, was aardig. Mollema vond allereerst dat de uitschrijving ten gunste is gewijzigd, ieder paard moet een kans hebben zicht te kwalificeren. De afstand vond hij geen bezwaar, dit heeft ook met traditie te maken volgens Mollema, maar als de koers over de middenafstand zou worden verreden is het hem ook goed. Lindqvist pleitte echter expliciet voor behoud van de langere afstand, dit om de afhankelijkheid van een goed startnummer te verminderen. “Over 2600 meter is het startnummer minder van belang om te kunnen winnen, terwijl bij een sprintkoers een slecht nummer bij voorbaat tot uitschakeling in de eindklassering leidt.” aldus de Zweed.
“Sommige collega’s laten zich in ons lijfblad soms zeer negatief uit over het koersen met 2-jarige, betekent dat niet een enorm verschil met de algemene mening die u hier vertegenwoordigt?” vroeg een der aanwezigen. “Wat een andere trainer uit is zijn verantwoording en dient ook voor zijn rekening te zijn. Een goede trainer (her)kent de mogelijkheden vroeg genoeg en weet wanneer hij moet stoppen”, zo reageerde het forum, waar Mollema aan toe voegde: “In een grijs verleden heeft Jan van Dooyeweerd sr. ooit eens opgeroepen tot een boycot tegen het koersen met 2-jarigen. Hierbij werden termen als “kinderarbeid is bij de wet verboden” gebezigd. Als hij hierin zou zijn geslaagd was de tijd teruggezet, immers training is noodzakelijk voor de vorming van de spieren en botten van een jong paard. Daarnaast is overigens het aardig te zien dat Jan jr. een andere weg is ingeslagen en nu zeer succesvol is met zijn 2-jarigen.”.
“De p.r. wordt in Frankrijk grotendeels opgehangen aan de oudere dravers, deze worden bekend en hebben hierdoor een grote aantrekkingskracht op het (spelend) publiek. De omzet is uiteindelijk waar wij het van moeten hebben, dus we kunnen niet zonder de oudere paarden.” aldus Lindqvist. Kruithof kon zich hier in vinden, hoewel hij kritisch was tegen het alsmaar verhogen van de koersgerechtigde leeftijd. Als voorbeeld noemde hij Fan Idole, in de ogen van Kruithof een anti-reclame voor de Franse drafsport. “Als bij zo’n paard op 11-jarige leeftijd na de finish het bloed uit zijn neus spuit ben je in mij optiek enkele stappen te ver gegaan” verwoordde Kruithof.
Concluderend mogen we stellen dat vroeg trainen van groot belang is, vorming van gestel en coördinatie kan niet vroeg genoeg. Overbelasting is kwalijk, hiervoor dient men af te gaan op de kwaliteit van de trainer en zou iedere eigenaar ook het oordeel van een trainer moeten willen accepteren. Het inkorten van het 2-jarigen seizoen is mogelijk een goede suggestie om overbelasting tegen te gaan, de regel is minder rigoureus dan het maximaliseren van het aantal starts van een individuele 2-jarige. Het hoge aantal starters in Nederland en het hoge percentage 2-jarige dat later ook nog deelneemt aan het koerswezen bewijst wellicht dat wij het in Nederland nog niet zo slecht doen. Bij een grotere fokkerij zouden we internationaal waarschijnlijk nog beter meedoen dan de uitschieters die we nu Europa zien doorkruisen. De fokkerij zou gebaat zijn bij jonge merries en jonge dekhengsten, dit omdat ze meer “mee te geven” hebben, maar eveneens omdat bij iedere generatie verbetering optreedt. Het is zaak deze generatie-opvolging niet te lang uit te stellen door tot op hoge leeftijd te koersen. Oudere paarden zijn daarentegen noodzakelijk voor de naamsbekendheid, de p.r. en daarmee samenhangend de noodzakelijke toto-omzet.
AF
© Copyright Fokkersvereniging 2005